Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1811
(1811)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijSimonis speyert van der Eyk, Carmen de Natura. Lugduni Batavorum, apud S. et J. Luchtmans, 1810. 55 Pagg. In Quarto Maj. Const. ƒ 1-16-:Dat is: S. s. van der eyk, Dichtstuk over de Natuur. Wij kondigen hier een Dichtstuk aan, hetgeen ons een overtuigend bewijs oplevert, dat de Hoogleeraar een uitmuntend gebruik weet te maken van de beste Latijnsche Dichters, met welken hij door en door bekend is. Wij lazen hetzelve met geen minder genoegen, dan zijn Gedicht over de voortreffelijkheid en schranderheid van het menschelijk verstand, enz., in 1808 uitgegevenGa naar voetnoot(*). De Hoogleeraar verdeelt zijn Werk in vier hoofddeelen, handelende het eerste over den oorsprong, enz. van alle dingen: het tweede over de Voorzienigheid, waardoor alles gevoed en onderhouden wordt en bestaat: het derde over de schoonheid van het aardrijk: het vierde over de onmeetbare uitgebreidheid en voortreffelijkheid van al het geschapene. - Al deze stukken worden treffend ontleed en uitgebreid, en de Dichter toont, hetgeen ons uitmuntend bevalt, dat Hij, als Christen-wijsgeer, doordrongen is met den diepsten eerbied voor den Schepper en Onderhouder van alles. Het geheele Dichtstuk bestaat uit 1310 zesvoetige verzen, welke alle zeer schoon en uitmuntend vloeijen. Ten bewijze willen wij de volgende verzen voor de liefhebbers der Latijnsche Dichtkunde afschrijven; | |
[pagina 405]
| |
In toto est Punctum mundo, vel maxima Tellus
Humano generi pandens opera Omnipotentis.
Et, - quid Homo in Terrâ, si talia contemplemur?
Aut nihil, - aut potius Divino maximus ortu.
Nam Deus hic Hominem non tantum talibus ornat,
Ast etiam majora manent post fata suprema.
Tum nobis demum immortalem vivere vitam,
Tum demum Auctorem continget noscere vitae;
O quale! o quantum! o quam homini venerabile numen!
Wij geven deze regels (vs. 1278-1286) niet op als of dezelve de beste waren, maar omdat zij ons, bij het lezen, sterk troffen, en ons bij dezelve Ps. VIII: 5 herinnerden. - Eenige aanteekeningen, achteraan geplaatst, leeren ons weder des Hoogleeraars belezenheid en kunde kennen. |
|