opzigte blijken dragen van de kundigheid en het gezond oordeel des jongen Schrijvers. De eerste verdedigt de noodzakelijkheid van de vereeniging der ondervinding en der wetenschappelijke beschouwing: toonende de Schrijver duidelijk aan, dat de bespiegeling haren grond in de ervaring hebben en niet de grond van deze wezen moet, maar dat er tevens geene ware ervaring zonder wetenschappelijke kennis bestaat. - De tweede, over de rotkoorts, welke de Schrijver febris corruptiva genoemd wil hebben, handelt eerst over de verkeerde voorstellingen, welke velen zich van die koorts gemaakt hebben, of nog maken; vervolgens over den waren aard dier koorts, welke M. stelt in eene echte vermindering der levenskracht, gepaard met eene neiging der vaste en vloeibare deelen tot ontmenging en bederf te bestaan; waarna hij deze koortsen, op het voetspoor van den Hoogleeraar paradijs, in drie klassen onderscheidt, zoodat in de eerste die zijn, welke van bederf in de eerste en tweede wegen, de tweede zulken, welke van ontmenging des bloeds en afgescheiden vochten, de derde eindelijk, die van eenig eigenaardig vergift of eenige smetstof ontstaan. - De derde stelling is een antwoord op de vraag: waarin eigenlijk de ziekte besta? en M. is voor het gevoelen van hen, die dezelve in de storing der werking van eenig deel stellen, en niet in de toevallen, van die verhindering afhangende: hetwelk wij met hem eens zijn; want dusdoende verwart men de uitwerkselen met de oorzaken. - Zoo neemt men ook voor de ziekte derzelver oorzaak, wanneer men haar wezen in de veranderde menging en vorm der stof stelt. Daarom kunnen wij ons geene ziekte der vochten voorstellen, even min als eene ziekte der vaste deelen, welke in afwijking van gedaante, enz. bestaan zoude. - De vierde stelling loopt over de ontstekingachtige gesteldheid. Ook hier volgt M. den beroemden paradijs, die reeds voor
lang tot de ontsteking niet alleen eene vermeerderde prikkeling en sterker leven, maar tevens eene grootere stevigheid van de vezel noodzakelijk achtte. Dit laatste voorzeker onderscheidt deze ziekte van de krampachtige. - Ook onder de overige stellingen zijn er lezenswaardige; dat echter, volgens de 16de, tot de geel-