Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1811
(1811)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 380]
| |
Leontine, een Roman door A. von Kotzebue. Tweede en Derde Deel. Te Amsterdam, bij J.S. van Esveldt-Holtrop. 175 en 172 Bladz. In gr. Octavo. De prijs der beide Deelen te zamen is ƒ 3-:-:Met deze twee Deelen eindigt deze doorgaans vrij wel geschrevene Roman, over welken wij, in eene vroegere aankondiging, onze gedachten gezegd hebbenGa naar voetnoot(*). De Ritmeester wallerstein blijft smoorlijk verliefd op leontine, die, tegen haren zin, en enkel uit gehoorzaamheid aan haren vader, met den Heer arlhofen in het huwelijk was getreden. Altijd, in zijne liefdebetuigingen, voor welke leontine bestaanbaar, echter, met de pligten, welke zij aan haren echtgenoot schuldig was, geenszins doof was, vergat de Ritmeester, eens en andermaal zich zelven; hetwelk ten gevolge had, dat, aan de zijde der kuische leontine, een misnoegen ontstond, hetwelk op verwijdering uitliep. Wallerstein begaf zich wederom in werkelijken dienst, gedurende welken beiden door verkeerde of valsch uitgestrooide berigten misleid, over en weder ongunstige gedachten omtrent elkander opvatteden. Onder dit alles stierf arlhofen in een tweegevecht, die nu bleek, omtrent zijne getrouwe echtgenoote trouweloos te hebben gehandeld, door het verwekken van een kind, bij eene nicht van hem, welke hij in schijn van Gezelschapsjuffer te zijnen huize had opgenomen. Na het sluiten van den vrede keerde wallerstein in zijn vaderland terug, en nam, cerlang, zijn verblijf bij den braven Predikant gruber, zijnen vaderlijken vriend, met welken hij bestendig eene lezenswaardige briefwisseling had gehouden. Derwaarts verzel te hem ernst watter wijl, een Zwitser, zijn onafscheidbare medgezel en vriend, sints hij deszelfs zuster bertha voor onteering had bewaard. De Predikant gruber had eene dochter, louiza genaamd, op welke de jonge en | |
[pagina 381]
| |
brave Zwitser verliefde, en die hem insgelijks genegen was, hetwelk zij, echter, voor den vader verborgen hielden. Intuschen, daar wallerstein nog al in zijn verkeerd begrip omtrent leontine, gelijk deze omtrent hem volhardde, en van hetgeen er tusschen watterwijl en zijns vriends dochter omging, onkundig was, had hij het besluit genomen, om louiza ter vrouwe te nemen, niet zoo zeer uit liefde, ook niet uit spijt, of om zich te wreken over leontine's onderstelde trouweloosheid, maar om dus te voegzamer gelegenheid te hebben ter verzorging van zijnen vriend, den schraalbemiddelden Leeraar; wiens hartelijke en belangelooze vertoogen, om hem dit huwelijk te ontraden, geenen ingang vonden. Voor watterwijl konde dit niet verborgen blijven; zijne liefde nog al in zijnen boezem smorende, en zich onbekwaam gevoelende tot het bijwonen van eene echtverbindtenis, die zijn hart zoude doorgrieven, verwijderde hij zich 's daags te voren in den vroegen morgenstond. Op weg vond hij eene zware reiskoets, waarvan de eene as gebroken was, en waarin twee vrouwen zaten, de eene van welke welhaast bleek, Mevrouw de weduwe arlhofen te zijn, verzeld van eene Mevrouw van thumen, de vrouw van eenen Officier, aan welke leontine, geruimen tijd geleden, eene groote weldaad had bewezen, en die, bij haar mans afwezigheid, hare weldoenster gezelschap hield. Bij navraag aan den jongen Zwitser bleek het leontine, dat het dorp, in welks nabijheid zij zich bevond, de standplaats van den Predikant gruber was, en het verblijf, alwaar wallerstein, nog dienzelfden dag, met louiza zoude trouwen. Nu aarzelde watterwijl niet, om met die vrouwen terug te keeren naar de Pastorij, alwaar zij met gastvrijheid, eene behoefte voor des Godvruchtigen gruber's hart, verwelkomd en behandeld werden. Nu begon zich alles te ontwikkelen. Wallerstein en leontine ontmoeten elkander; watterwijls liefde voor louiza wordt nu openbaar; gelijk de twee eersten, zoo worden ook de laatstgenoemden weldra in het huwelijk vereenigd. En hiermede eindigt deze Roman, het lezen van welken aan personen van beide seksen, in een uur der verpoozing van ernstige bezigheden, | |
[pagina 382]
| |
wij, in goeden gemoede, wel mogen aanprijzen. Alleenlijk moeten wij hier nog aanmerken, dat het besluit eenigzins abrupt voorkomt, en de huwelijksverbindtenis tusschen wallerstein en leontine, zonder dat zij, na zoo lang eene afwezigheid, elkander hebben onderhouden, spoediger voortgang heeft, dan men van personen van zulke kiesche begrippen zoude verwacht hebben. |
|