weinig nieuws of in hetgeen hier gezegd wordt, of in de wijze, waarop het gezegd wordt, vinden, bevat echter dit Boekje veel leerzaams voor den praktischen Arts, dien door hetzelve verscheidene belangrijke waarheden herinnerd worden. De opgave der verschijnselen vinden wij zoo bij de meeste Schrijvers; over den aard dezer ziekte wordt ons weinig gezegd, want alles komt daarop neêr, dat men er niets van weet; de overeenkomst tusschen scheurbuik en rotkoorts is, zoo als thuessink, in zijne laatst uitgegevene Waarnemingen, aanmerkt, reeds door anderen opgemerkt; de geneeswijze verschilt weinig van die, welke boerhave, stoll en anderen opgeven. Wij moeten hierbij nog eene en andere aanmerking voegen. Wij vinden de stelling, dat de rotkoorts eene zuivere vaatkoorts is, verbonden met eene groote verstoring der vegetabilische werkingen des ligchaams en eene sterke neiging der vasre en vloeibare deelen tot ontbinding, hier zoo duidelijk niet voorgesteld noch zoo uitvoerig ontwikkeld, als in een vroeger Werk van den Schrijver: der Kunst die Krankheiten der Menschen zu heilen. Ook verwondert het ons eenigzins, dat H. altijd over den aard der ziekte handelt, voor dat hij derzelver oorzaken heeft opgespoord, daar dezelve toch uit de kennis der laatste het meeste licht ontvangt. Wanneer hij volstrekt alle buikopenende middelen in deze ziekte verbiedt, moeten wij den Lezer opmerkzaam maken, dat onze thuessink, uit zeer goede gronden, dezelve in het begin der ziekte aanprijst, zoodra zij zijn aangewezen.
Wij vinden, ook in dit Werkje, wat wij bijna in geen van onzen Schrijver missen, eene hevige bestrijding van vreemde gevoelens. De wederlegging echter dier gevoelens is meestal zeer oppervlakkig, en wanneer zij zelve hunne zwakke zijde niet terstond vertoonden, zoo zoude men veel moeite hebben, uit H.'s bewijzen derzelver valschheid in te zien. De opwekkingstheorie komt er vooral slecht bij hem af: wij kunnen ons echter niet begrijpen, hoe hij de ziekten uit vermeerderde levenssterkte loochenen kan. Moet dan niet overal, waar wij te hevig leven, onze gezondheid gevaar loopen? en moet er niet, zoodra de prikkel voor ons gestel te sterk is, onevenredige te-