Utrechtschen Hoogleeraar heringa, de Boekhandelaar altheer zich daartoe bereid toonde.
Wat nu het Werk zelve aangaat; de vaste geleerdheid van wijlen den Hoogleeraar schacht is bekend, 's Mans verdienstelijke Schriften zijn in veler handen, en hebben eenen verdienden roem verworven; het kort begrip van iken over de Hebreeuwsche Oudheden bevat, boven andere voornamelijk uit de tijden van iken, dit, dat hij zich in hetzelve niet slechts bepaalt tot hetgeen nader den Godsdienst der Hebreën en deszelfs plegtigheden betrest, maar ook hunnen burgeriijken en huisselijken staat, zeden en gewoonten in het gemeene leven daarin geschetst heeft. Men kan dus van voren reeds besluiten, dat de uitbreiding en verklaring van dit Kort Begrip doot den Hoogleeraar schacht een belangrijk Werk zal zijn, inzonderheid voor de jongelingschap, die zich op de beoefening van dit onderwerp toelegt, schoon men tevens lang heeft opgemerkt, dat iken's Kort Begrip vrij uitgebreid is, om tot een' legger te dienen voor de voorlezingen op de Hoogescholen; dat er te vele zaken in zijn geplaatst, welke eer in een ander vak behooren dan in dat der Hebreeuwsche Oudheden, alsook dat hij niet naauwkeurig de onderscheidene tijden en lotverwisselingen van dit volk heeft bepaald, waaruit noodwendig hier en ginds eene verwarring heeft moeten insluipen. Dit een en ander, hetwelk men als een gebrek in het Werk van iken heeft opgemerkt, heeft, van achteren, ook invloed moeten hebben op den arbeid van den Hoogleeraar schacht, hetwelk daardoor uitgebreid heeft moeten worden, waardoor te vreezen is, dat deszelfs vertier min gunstig zal zijn, dan de innerlijke waarde van hetzelve verdient. Daar wij het der jongelingschap, die gegronde kennis zoekt te verkrijgen in de Hebreeuwsche Oudheden, zoo noodzakelijk voor het verstand van den Bijbel, ten sterkste moeten aanbevelen, hopen wij, dat onze opgemelde bekommering, door het gunstig onthaal van hetzelve, bij de
uitkomst ongegrond moge bevonden worden!