Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1811
(1811)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe Leeuwenridders. Uit het Hoogduitsch van K.H. Spiesz. Derde Deel. Met Platen. Te Amsterdam, bij C. Timmer. 242 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is ƒ 2-8-:In denzelfden geest, welken wij, in vroegere aankondigingenGa naar voetnoot(*), deden opmerken, loopt dit Derde en laatste Deel ten einde. Wel zeer diep moet de Heer spiesz in het karakter, de zeden en de denkwijze der aloude Riddertijden doorgedrongen geweest zijn. Ook hier wederom verplaatst zich de Lezer in die onbeschaafde dagen, in welke hem tooneelen geopend worden, waarin de wreedheid, tot het uiterste der onmenschelijkheid hare verschrikkelijke rol speelt, tooneelen, echter, ook, door welke hij van den afkeer, welken hij tegen het menschdom had opgevat, eenigzins terugkeert, en zich verheugt, dat regtschapenheid, regtvaardigheid, edelmoedigheid, en andere goede hoedanigheden zich, bij wijlen, ook boven de meest verdorvene tijden weten te verheffen, en de eer der menschelijke natuur te handhaven. Leerzaam is alzoo, immers van dien kant, dit Geschrift, en eene belangrijke bijdrage, om ons zelven te doen gelukwenschen met den tegenwoordigen staat der dingen, die wel door aanhoudende oorlogen wordt beroerd, doch in welken bijzondere partijschappen en geweldenarijen van Edelen, Baronnen en andere Wereldgrooten beteugeld, en, om tot de ontzettendste | |
[pagina 288]
| |
en schrikwekkendste uitersten, tot verderf van duizenden niet uit te spatten, verhinderd worden. - Voor een doorloopend verslag van den inhoud is, bestaanbaar met ons plan, dit Deel niet berekend. Hoewel deugd en ondeugd, in dit leven, niet altijd een evenredig lot ondervinden, ontvangt hier, echter, gelijk het ook in der daad dikmaals gebeurt, in verscheidene personen, zoo mannen als vrouwen, de eerste haar loon, de andere hare straf; geldende ook hier het zeggen van claudianus: - - ‘Tolluntur in altum,
Ut lapsu graviore cadant.’
|
|