wederzien? Vervolgens tot eene tweede vraag: Waarom heeft God ons niet meer van de eeuwigheid geopenbaard? Vervolgens betoogt hij de stelling: Op aarde bereiken wij nimmer het einde van onze wenschen; eindelijk geeft hij ons: Onderrigtingen en Troostgronden, welke ons het Christendom bij de gedachte aan onze laatste scheiding van de onzen geeft.
Deze onderwerpen maken den inhoud uit van vijf Leerredenen, welke in dit Boek voorkomen, van welke de twee eerste bestemd zijn om de eerste vraag te beantwoorden, zoodat de eerste Leerrede bepaaldelijk het antwoord op dezelve behelst, terwijl de tweede Leerrede aantoont, welk eenen invloed deze waarheid op ons behoore te hebben.
Uitleggingen van den Tekst, die ten grondslag der Leerredenen gelegd wordt, moet men in deze Leerredenen niet zoo zeer zoeken; en wanneer eene enkele keer iets uitlegkundigs gezegd wordt, vond de kundige Vertaler reden, om iets beters in de plaats te stelien, waarvan op Bladz. 13 en volgg., met betrekking tot joann. XIV: 23, een voorbeeld in de Aanteekening voorkomt.
In de eerste Leerrede wordt de vraag: Zullen wij elkander wederzien? stellig met ja beantwoord, en wel voornamelijk op deze gronden: De hoop op een zalig wederzien is eene behoefte voor ons hart. - Zij is ons ingeschapen van den God der liefde. - Zij vloeit voort uit de zuiverste bron. - De verbindtenis der liefde en vriendschap zou, zonder deze hoop, grootendeels geene genoegsame bedoeling of oogmerk hebben. - Zij is noodzakelijk gegrond in de voorstelling, welke wij ons van eene betere wereld maken. - De Goddelijke openbaring bevestigt deze hoop, en verhest ze daardoor tot zekerheid.
Achter deze Eerste Leerrede heeft de Vertaler een Aanhangsel gevoegd, in hetwelk eenige bedenkingen of zwarigheden, welke tegen deze hoop en verwachting met eenigen schijn kunnen worden ingebragt, beantwoord en opgelost worden.
In de Tweede Leerrede wijst de Eerw. eijlert aan: Welk eenen invloed de hoop des wederziens op ons moet hebben? en doet zulks, ten aanzien van het leerzame, door het opgeven van deze vier bijzonderheden: ‘Zij besture ons in de keuze van onze voor-