Antikritiek, op den voet volgen? Neen! dierbaarder is mij mijn kostelijke tijd, dan dat ik denzelven, aan het wederspreken en wederleggen van loutere vitterijen - om nu uw geschrijf bij den zachtsten naam te noemen - zoude verspillen. Laat elk onpartijdig Lezer mijne Recensie en uwe Antikritiek met elkander vergelijken, en dan het vonnis strijken, wie de waarheid op zijne zijde hebbe. Op die regtbank mij beroepende, en aan derzelver uitspraak de beslissing onderwerpende, wil ik, met een paar aanmerkingen, mijn, voor mij zoo zeer onaangenaam, en zoo goed als afgeperst schrijven, besluiten. De eerste aanmerking betreft het ongepaste, het onwelstandige in mijn oog, dat een Maandwerk, of ander Tijdschrift, voornamelijk, zoo niet eeniglijk, ingerigt om den hoofdzakelijken inhoud van uitkomende Werken aan het Publiek bekend te maken, en derzelver waarde of onwaarde te beoordeelen, tot een voertuig wordt misbruikt, om den Lezeren geld te doen betalen voor iets, hetwelk zij reden hadden niet te verwachten, geschillen tusschen de Recensenten, vooral wanneer dezelve gevoerd worden op eene liefdelooze wijze, gansch onbestaanbaar met die beschaafde wellevendheid, welke met regt gezocht en verlangd wordt bij lieden, die van letteroefening hun hoofdwerk maken, volgens het gevoelen ook des Romeinschen Dichters, leerende dat didicisse fideliter artes emollit mores, en het non sinit esse feros daarmede onbestaanbaar keurende. Dezen regel, Mijnheer! welken gij, indien gij, zoo als ik vertrouw, Latijn verstaat, wel zult gelezen hebben, wil ik, om uws zelven wille, u raden, dat gij, in het vervolg, zult in acht nemen, en, in weerwil van hetgeen ik boven aanmerkte, als een Recipe gebruiken, wanneer uw kokend bloed u aanzet, om, met eene pen, niet in inkt, maar in gal gedoopt, iemand, die in uwe ongenade is vervallen, zoo
onbescheiden, en, mag ik er nevens voegen, op eene zoo eerroovende wijze, als gij te mijnen opzigte hebt gehandeld, aan te randen.
Mijne andere aanmerking, hoewel slechts eene herhaling van hetgeen ik de Heeren schalekamp en van de grampel reeds deed opmerken, doch hier de vrijheid gebruik, ook u, Mijnheer! onder het oog te