vrouw herbert, boezemvriendin van Mevrouw williams, die in hare nabuurschap was komen wonen. Door dezen van Sir neville's ondeugend karakter en gedrag bij tijds onderrigt, ontkwam zij gelukkig de strikken, haar gespannen, lijdende de onverlaat, eerlang, de welverdiende straffe zijner ondeugden, door het slaan van geweldige handen aan zich zelven, het rampzalige middel om zich te ontslaan van de wroegingen, die zijn schuldig geweten folterden. Maria, het voorwerp harer ongelukkige liefde allengskens vergeten hebbende, ontving het aanzoek van dèn Heer herbert, hetwelk van een gelukkig huwelijk gevolgd werd.
Onder de voortreffelijkheden, door welke deze Roman zich aanprijst, mogen wij niet onopgemerkt laten, de schoone aanmerkingen, van welke het verhaal doormengd is. Om tevens een staal der schrijfwijze te geven; zullen wij de aanmerking van Mevrouw williams, met welke dit Werk wordt besloten, overschrijven. Mevrouw williams, op zekeren avond, hare dochter; kort voor haar huwelijk, in tranen vindende, en, op hare vraag naar de reden, tot antwoord hebbende bekomen hare vrees, dat zij, in haar minnaars oogen, niet altijd even beminnelijk zoude schijnen: ‘Ik vrees niet,’ sprak de verstandige Moeder, ‘dat onverschilligheid immer de plaats van de liefde bij ulieden vervangen zal. De kennis, die ik van uw beidet karakter heb, doet mij zulks als onmogelijk beschouwen; maar ik vrees voor de uiterste gevoeligheid van uw hart, en daarom bid ik u steeds de woorden van eene beminnelijke en verstandige vrouw in uw geheugen te houden: “Mannen zijn slechts mannen, en eene verstandige vrouw moet, zelfs van eenen verliefden echtgenoot, niet altijd de bejegeningen van eenen minnaar verwachten.” Bezigheden, somtijds, benevelen het zachtzinnigste karakter, en geringe onachtzaamheden, of woorden die geheel vreemd aan het karakter zijn, vloeijen uit den mond van eenen man, terwijl zijn hart dezelve loochent. Ik bid u bij alle uwe beste verwachtingen voor het toekomende, let op die voorbijgaande woorden niet, en maak u geene verdienste van ze te vergeven; neem voor u zelve niet het aanzien van eene geduldig