| |
| |
| |
Uittreksels en beoordeelingen.
Lexicon Hebraicum et Chaldaicum Manuale in Codicem Sacrum Veteris Testamenti cura E. Scheidii et J.J. Groenewoud. Voll. 2.
Dat is:
Hebreeuwsch en Chaldeeuwsch Handwoordenboek voor de Schriften van het Oude Verbond. Door e. scheidius en j.j. groenewoud. In twee Deelen. Het Eerste Deel te Utrecht en te Leyden, bij O.J. van Paddenburg en S. en J. Luchtmans, 1805. Het Tweede Deel te Harderwijk en te Groningen, bij E. Tijhoff en J.M. van Bolhuis, 1810. De prijs is te zamon ƒ 9-16-:
(Eerste Recensie.)
Wij kondigen een Werk aan, gewigtig van opstel en moeijelijk van uitwerking, een kunstgewrocht van onvermoeide vlijt, van scherp doorzigt, van grondige kennis en diepe geleerdheid; een Werk, aangevangen door de geestdrift van scheidius en voleindigd door het geduld van groenewoud. Gewisselijk, de man, die het durft ondernemen, om een Lexicon te schrijven, behoort met moed en krachten te zijn uitgerust; en hij, die in staat is, om hetzelve voort te zetten en te volvoeren, moet zijne ziel in lijdzaamheid bezitten. Doch ter zake! - Wij zullen ons verslag in twee deelen verdeelen. In het eerste zullen wij den inhoud des Werks opgeven en over de behandeling van hetzelve spreken; terwijl wij in een tweede verslag meer bepaaldelijk zullen spreken over de verdiensten des Eerwaardigen groenewoud, en eenige voorbeelden ter aanprijzing van dit Werk in het midden brengen.
Vooraf gaat een' Brief aan j.d. michaëlis, waarin de grootste zachtmoedigheid en de schitterendste edelmoedigheid doorstralen. Want reeds lang had michaelis, mogelijk naijverig over den roem der Bataven in de Oostersche geleerdheid, den beroemden schei- | |
| |
dius niet alleen, maar ook, gelijk de afgunst werkt, de leerlingen uit zijne school, met name zijnen broeder jacob en den nog helder lichtenden Amsterdamschen Hoogleeraar joannes willmet ongunstig en hatelijk beoordeeld in zijne Orient. und Exeget. Bibl., waarvan de recensie der uitgave van ebn doreid, door scheidius, kan getuigen! Zie N. Orient und Exeget. Bibl., P. II, N. 27, S. 56-67. Ja, zelfs was de groote alb. schultens, wiens Histor, Joctan., door scheidius, met Obss. Philol. et Crit. in de wereld kwam, niet vrij gebleven in de recensie van dat Werk, geplaatst in mich. Bibl. Nov. Orient. et Exeget., P. IV, S. 1-5. Hierover was scheid. in den beginne wel gestoord, en geen wonder! maar hij keerde spoedig tot zich zelven weder, en werd te rade, om mich. te behandelen, gelijk hij zijne vijandige en wangunstige Beoordeelaars in Duitschland zegt te behandelen: sie mögen das erste und letzte wort haben. Daar scheid. evenwel voorzag, dat ook dit Lexicon het fijne anatomiseer-mes van mich., hetwelk zoo ligtelijk doorsnijdt en wondt, niet zoude ontsnappen, wilde hij zelf dit Werk aan hem zenden, met de aanwijzing der regels, welke hij in dit Lexicon gevolgd was, en der gronden,
waarop hij hetzelve gebouwd had, verzoekende, dat hij niet weder onbedacht en bevooroordeeld weg recensere, maar dit zijn Werk vooraf toetse, en daartoe voornamelijk drie gulden Schriften onder de aandacht houde, namelijk: a. schultens Vetus ac regia via Hebraizandi; diens Epistoloe ad F.O. Menkenium, en de Obss. Select. ad Orig. Hebr. van n.g. schroeder, en ook dit daarbij verwachtende, dat mich. niet weder stout weg de Arabische gronden, waarop scheid. tegen zijne verwachting dikwijls bouwen zal, verachte en verwerpe, maar alles vooraf eerst overdenke, en met hem correspondere. Zoo zou de oude vriendschap tusschen hen beiden weder hersteld kunnen worden, en scheid., gelijk hij met ware nederigheid en liefde spreekt, gelegenheid verkrijgen, om zijne dwalingen te erkennen en te verbeteren. Deze Brief eindigt met de verzekering der eerbiedigste hoogachting, den wensch, dat zij beiden hunne voornemens van onderhanden zijnde Werken uit te geven, mogten volvoeren, en de edel- | |
| |
moedigste aanbeveling van zich zelven in de vriendschap van den grooten michaëlis.
Na dezen Brief van Prof. scheid. volgt een kort berigt van groenew, aan den Lezer, waarin Zijn Wei-Eerw. ons berigt, dat de eerste 352 bladzijden van dit Lexicon het werk zijn van scheid., terwijl wij het overige aan Zijn Wel-Eerw. te danken hebben. En, wat den aanleg en het doel des Werks betreft, heeft Zijn Wel-Eerw. bij het gezegde deswegens in de Voorrede van scheid. niets te voegen, weshalve hij den Lezer derwaarts henen wijst.
En dit is dan het derde Voorwerk, waarbij wij ons bepalen zullen. ‘Er is,’ zegt scheid., ‘eer reden van beklag over te veel, dan over te weinig Hebr. Woorden-boeken. Maar tot nog toe had niemand het ondernomen, om de taalkundige opmerkingen, welke in de Schriften van schultens, schroeder, michaelis, (wij voegen er bij: scheidius,) en anderen verspreid zijn, in de form van een Lexicon bijeen te zamelen.’ Hierom nam scheid. dit, anderzins moeijelijk en verdrietig werk, gaarne op zich, met dat doel vooral, opdat de eerste en ware beteekenissen der Hebr. en Chald. woorden des te zekerder zonden vast staan, en de Studenten door derzelver wetenschap, de Woordenboeken van coccejus, castellus en simonis met des te meer nut zouden kunnen gebruiken, en uit dezelve de Hebreeuwsche spreekmanier en kortheid, of onvolledigheid van uitdrukking (phraseologie et ellipses) des te gemakkelijker zouden leeren. Om dit nut te bevorderen, drong hij er altijd bij zijne leerlingen op aan, om vooraf de conjugaties, declinaties en adfixen grondig in het geheugen te prenten, en was hij gewoon de analogie dier oude taal steeds ijverig aan de zijnen voor te stellen; want tot nuttig gebruik van ieder, en ook van dit Lexicon, waarin de eerste en eigenlijke beteekenissen altijd vooraan geplaatst zijn, zal de kennis der analogie den jongeling zeer te stade komen. Wel is waar, die nasporing der eerste beteekenissen, waarmede de school van schultens zoo zeer op had, wordt door velen beschimpt en belasterd; doch dit schrikke niemand af. En uit welke oorzaak ontstond die bespotting anders, dan uit het misbruik, dat sommigen van
| |
| |
die primoe notiones maakten, waartegen scheid. daarom gewaarschuwd heeft in zijne Oratie de abusu Dialectorum Orient., etc. en ook s. rau in eene Oratie de Judicio in Philol. Or. reg. Zoodat de Hollanders, die dit misbruik tegengaan en er voor waarschuwen, wegens hetzelve ten onregte belasterd worden bij buitenlanders, en de Schultensiaansche leerwijze dus onregtvaardig door velen is verworpen, omdat sommigen haar misbruikten. Om dan die voortreffelijke leerwijze der schultensen, door onkundige betweters bespot, nu nog eens in een helder licht voor te stellen, volgen hier de 18 Philologische grondregels, welke zich a. schultens in zijne Veteri et regia via Hebraizandi heeft voorgeschreven, en die scheidius zich niet schaamt, om als zoo vele axiomata te volgen.
Naar die grondregels had a. schultens zelf een voortreffelijk Woordenboek beginnen op te stellen, en reeds een gedeelte daarvan ter perse besteld, doch hetzelve is blijven steken, daar hij door andere gewigtige, voornamelijk Exegetische werken, zoo als zijn Comment. in Proverb. Salom. van dit zijn plan werd afgetrokken. Twee vellen van hetzelve, die reeds afgedrukt waren, had scheid. door aankoop in bezit gekregen, en was voornemens dezelve achter dit Lexicon te laten herdrukken, doch thans, het Woordenboek afgedrukt zijnde, hebben wij dezelve nog niet zien verschijnen, trouwens, er zijn verscheidene asschriften van in ons Land, en, gelijk Recensent door vergelijk van zijn handschrift duidelijk bemerkt, zoo heeft ook scheidius van hetzelve zeer veel gebruik gemaakt in het Woordenboek, dat wij voor ons hebben.
Wat het doel en gebruik van dit Lexicon betreft. Scheidius wil, gelijk hij ook reeds boven heeft gezegd, dat de Studenten zich vooreerst de buiging der Hebr. en Chald. werkwoorden zullen eigen maken. Daarna moet men zich een exemplaar van dit Lexicon met wit papier laten doorschieten, indien de breede witte zoom niet reeds toereikend is, om daarop bij de woorden eigene aanmerkingen te schrijven, welke men in overvloed zal opdoen onder het lezen der Werken van bochart, pocock, de schulten- | |
| |
sen, schroeder, venema, rau, verschuur, walraven, en vele anderen, (waaronder scheidius zelven niet te vergeten). Dan zal men die opmerkingen bij het schrijven van Dissertaties gemakkelijk kunnen vinden, en als zijn eigen werk gerust durven gebruiken. Eindelijk vooral, teekene men de Bijbelplaatsen bij de woorden, ter staving van derzelver beteekenis en ter opheldering der plaatsen zelve, naauwkeurig op. Zoo zal het nut, uit oefening van oordeel en vlijt gesproten, gewisselijk voor niemand achter blijven.
Het vierde stuk Voorwerk, eindelijk, is eene aanwijzing der verkortingen (abbreviaties), in dit Werk voorkomende.
Uit den opgegeven' inhoud der Voorberigten zou de behandeling des Werks reeds kunnen blijken; wij willen evenwel hieromtrent nog eene en andere aanwijzing doen, om dezelve in een helder licht te plaatsen.
Het eerste dan, waarin dit Lexicon zich boven anderen aanprijst, is de vereeniging der verwantschapte wortelwoorden, waardoor zeer veel licht wordt bijgezet, en aan de woorden zelve, en aan de vinding der eerste beteekenissen. Voorbeelden hiervan bij te brengen, zou overtollig zijn, daar er bijna niet één radix voorkomt, waarbij niet twee, drie en meer bloedverwanten worden opgenoemd. Zoo wordt de taal aanmerkelijk gezuiverd en de oude eenvoudigheid kenbaar; terwijl hierdoor te gelijk sommige radices, als valsche vrienden en ingekropene vreemdelingen worden erkend, en uit de familie weggejaagd, b.v. ר, terwijl integendeel anderen, die afgedwaald en verloren waren geraakt, weder worden opgenomen, zoo als ם , ף, שּ , enz., en een zeer groot aantal tot hunne eigene afstammelingen worden terug gebragt.
Het tweede, dat een ieder in het oog zal vallen, is de aanwijzing der eerste beteekenissen, en de natuurlijke afleiding der notiones secundarioe uit dezelve. Hiertoe hebben de Schriften van schultens en schroeder wel veel bijgebragt, doch scheidius volgt dezelve
| |
| |
evenwel niet blind, maar neemt, gelijk zij deden, andere Oostersche dialekten, en wel voornamelijk het Arabiesch te baat, om die eerste beteekenissen te ontdekken en vast te stellen. Men denke evenwel niet, dat scheidius hierin geene zwarigheid onoplosbaar voorkwam. Neen! dikwijls moet hij gissen, en menigmaal spreekt hij vraags-gewijze, of geeft zijne twijfeling door het woord fortasse te kennen.
Verder is het van zeer veel belang en waarde, dat vele woorden en vreemde formen somtijds breedvoerig worden opgehelderd, door de hulp der regels van de Grammatica en Syntaxis van schroeder, b.v. ה artic. P. 108, א P. 112, enz.
Eindelijk, niettegenstaande slechts zeer weinige Bijbelplaatsen, volgens het doel van dit Lexicon, ter staving van de beteekenis der woorden worden bijgebragt, vindt men hier evenwel een aantal of bekrachtigde, of nieuwe verklaringen van vele Bijbelplaatsen, het zij door Critische aaumerkingen, vooral met opzigt tot de lezing der Masorethen, het zij door Exegetische uitweidingen, het zij door de aanvoering van Grammaticale regelen, het zij door oudheidkundige aanwijzingen, als anderzins. Wij zouden hiervan onderscheidene voorbeelden kunnen bijbrengen, doch vooreerst is dit verslag reeds breed genoeg; ten anderen verkiezen wij daartoe het Tweede deel, omdat de Eerw. Recensent van het Eerste Deel reeds voor vier jaren hiervan eene breede opgave heeft gedaan in de Theol. Bibl. voor 1806, No V, Bladz. 669-673, met wiens verdere aanmerkingen wij ons ook vereenigen, dankende intusschen den Opsteller van dit kostelijk Werk, of veeleer den Eerwaardigen Vervolger voor dit kostelijk geschenk uit de nalatenschap van den vermaarden scheidius. |
|