de beoordeeling van zijne Tooneeldichtkunst in den reeds genoemden Schouwburg van In- en Uitlandsche Letter- en Huishoudkunde.
Nu toont de Schrijver, op zijne wijze, aan, hoe de Rec. in den Schouwburg de beoordeeling van zijne Tooneeldichtkunst had behooren in te rigten. Deze had 1mo het plan en de bedoeling van het Dichtstuk moeten overwegen, en beschouwen, in hoe ver hetzelve al of niet konde nuttig zijn; voorts deszelfs zes zangen in derzelver schikking en verband moeten gadeslaan, enz.; 2do de blinkendste en krachtigste verzen niet moeten achterwege laten, die de Hr. barbaz, om zich schadeloos te stellen, hier ten getale van 194 s.c., laat afdrukken; terwijl hij, eindelijk, 3tio, zijne denkbeelden omtrent naamlooze maandwerken in het algemeen mededeelt.
Of nu de bedoelde Recensie in den Schouwburg de vereischten van eene goede beoordeeling bezit, of de gispingen, daarin voorkomende, ongerijmd en kwaadaardig zijn, en of zich de Hr. barbaz daarover met regt beklaagt, staat ons niet te beoordeelen; maar dat de redenering van den Hr. barbaz zeer gebrekkig is en geen steek houdt, valt in het oog.
Vooreerst. Zoo een Leerdicht eenige aanmerking zal verdienen, moet het althans goede verzen bezitten. Wanneer dit vereischte aan hetzelve ontbreekt en een Rec. zulks door de aanhaling van ettelijke verzen aantoont, dan behoeft hij de moeite niet te doen, om zich met de meer gewigtige vereischten van een Dichtstuk bezig te houden. Door de aangetoonde gebreken alleen is het stuk reeds verwerpelijk.
Ten tweede. Enkele blinkende en krachtige verzen geven een Dichtstuk geene genoegzame waarde, wanneer de rest slecht berijmd is, wanneer de meeste verzen lam, stroef, hard en stootend zijn. De Tooneeldichtkunst van den Hr. barbaz is nu, over het geheel genomen, niet meer dan berijmd proza, en de enkele goede verzen, die er in voorkomen, kunnen het niet beveiligen voor eene ongunstige beoordeeling.
Ten derde. Wij erkennen gaarne, dat er van het recenseren misbruik kan gemaakt worden, en ook werkelijk, nu en dan, gemaakt wordt. Doch dit is het geval met alle zaken en inrigtingen, die op zich zelve nuttig zijn, en de maatregel, door barbaz voorgeslagen, om, namelijk, het naamloos recenseren op Hoog Gezag te verbieden, zoude nog grooter nadeelen veroorzaken, en om onderscheidene redenen (genoeg bekend, meermalen aangevoerd, en te veelvuldig, om hier herhaald te worden) voor het vrije Rijk der Letteren allerverderfelijkst wezen.