schen onrijm en vers duidelijk had aan den dag gelegd! Laat ons zien, in hoe ver de alhier aangekondigde Stukjes aan dit karakteristieke beginsel voldaan hebben.
Het eerste, aan het slot onderteekend, uit Amsteldam, door Mevrouw w.c. lochmann van königsfeldt, geb. meysenheim, doorloopt voornamelijk de Geldersche landstreken, alwaar de watersnood woedde, schetst de jammeren levendig, wisselt de voorstelling telkens af door nieuwe beelden en wendingen, en eindigt met eene billijke loffspraak aan onzen menschlievenden Koning. Het geheele vers draagt overal blijken van eenen geoefenden geest, van dichterlijke vinding, en van gemakkelijke bewerking, welke de eigenlijke kunst verbergt. Slechts enkele verzen hebben iets stootende, dat door de Dichteresse zoo ligtelijk had kunnen vermeden worden. Dus bij voorbeeld:
ô Y(ij)skoud sterf(v)eling!(,)den naam van mensch onwaard';(!)
Der armen noodgeschrei volgt, hoe uw trots moog' klimmen,
U in de feestzaal na, d(w)aar pracht noch rang u spaart!
Waarom in reg. 2 niet liever:
Der armen noodgeschrei, hoe ook uw trots moog' klimmen,
Volgt u ter feestzaal na, enz.
Wij verheugen ons zeer, dat de Dichteres geenszins behoort onder het dweepzuchtige aantal van hun, die, bij elke, en wel algemeene, ramp, aan eene doelmatige Godsstraf denken: doch hadden daarom gewenscht, dat ook die gedachte: ‘Gods wijsheid slaat en heeft;’ ware weggelaten. Zoo ver toch zijn wij in het stuk der opvoeding reeds gekomen, dat wij het slaan van overtredende Kinderen, als zoodanig, af keuren. En nog oneindig sterker keurt en het gezond verstand en de Christelijke Leer dit denkbeeld af in het Opperste Wezen, waaraan wij, bij uitzondering, in onze menschelijke taal, den naam van Vader geven, daar het van onzen kant altijd hoogst vermetel is, de wegen der aanbiddelijke Voorzienigheid te beoordeelen. Aan den lof der Dichteresse zij onze dank gepaard voor haren dichterlijken arbeid! Wij verlangen meerdere proeven van haar uitstekend dichtvermogen.
Het tweede, hebbende volgens onderteekening tot vervaardigster onze beroemde Dichteres, Mevrouw n.c. brinkman, Wed. c. van streek, voldoet aan den titel. Dankbaarheid weidt in den lof des Konings, en wordt vervangen door de Hollandsche Maagd, die de Dichters oproept tot eene gelijke vereering. Haar gezang wordt voleind door het Volk, dat uit éénen mond roept: