| |
Bijzonderheden wegens het eiland Minorka.
(Overgenomen uit Voyage dans les Iles Baleares & Pithiuses, par M. grasset de st. sauveur.)
Het Eiland Minorka, hoewel minder dan Majorka, ten aanzien van uitgebreidheid, vruchtbaarheid en menigte van voortbrengselen, bezit nogtans meer vermaardheids, uit een staatkundig oogpunt beschouwd, en vooral om de stad en de haven Mahon.
Het Eiland is verdeeld in vier Provinclen, of liever Distrikren. De hoofdplaats van het eerste is de stad Mahon; aan drie kanten wordt het van de Zee bespoeld, en het stoot tegen het Distrikt Alayor. De bevolking mag geschat worden op zestien of achttien duizend zielen, en is verspreid in de stad Mahon, het vlek St. Karel, twee dorpen en honderd veertig boerderijen of landwoningen. Mahon is de hoofdstad van het Eiland; een voorregt, welk haar vrij belagchelijk, en met voor het algemeen belang nadeelige gevolgen, door Ciutadella wordt betwist.
Verscheiden hooge rotsen, op welke de stad Mahon gebouwd is, ter linker zijde der haven, welke zij bestrijkt, en die door het water al gaande weg ondermijnd zijn, doen eene instorting duchten, die de huizen zoude medeslepen en alles in haren loop verpletten. De zorgeloosheid der bewoneren en de onachtzaamheid van het bestuur, en nog meer, misschien, de invloed van bijzondere belangen, hebben de gepaste maatregels verlamd, door het Spaansche hof, ter voorkominge van die ramp, bevolen.
Deze huizen zijn in eenen vrij goeden smaak gebouwd, maar niet zeer regelmatig geplaatst; de grond zelf levert de steenen tot den opbouw. Allen hebben regenbakken, in de rots uitgehouwen, en met een voortreffelijk cement gemetfeld. Het hotel van den Gouverneur is groot, doch niet fraai. Het stadshuis is klein; de gevangenissen in hetzelve zijn naauw en
| |
| |
vochtig. Eene kerspelkerk, drie kloosters en een hospitaal, wiens apotheek zeer slecht voorzien is, zijn de voornaamste gebouwen der stad, wier straten eng, slecht verdeeld en slecht geplaveid zijn. Geene andere wandeling heeft men er, dan eene Iaan van kwalijk voortgekomene boomen, aan de zijde der haven. Ook vindt men te Mahon geene stichting tot het openbaar onderwijs.
De paradeplaats, die ruim is en van eene vierkante gedaante, wordt slechts aan drie zijden van buizen omringd, van ongelijke hoogte en onaanzienlijk op het oog. De vierde zijde is met eene kaserne bebouwd, een tamelijk fraai gesticht en twee verdiepingen hoog.
De haven van Mahon is eene der fraaiste en veiligste in de Middellaudsche Zee; doch het binnenloopen is moeijelijk en vordert veel omzigtigheids. Deze haven zoude de talrijkste Vloot kunnen bevatten; er liggen in dezelve vier Eilandjes. Op het eerste, het Konings Eiland genaamd, staat het hospitaal voor de Zeevaart. Op het tweede staat het Lazaret, de Kaserne op het derde, en het Arsenaal op het vierde. Niet verre van het Arsenaal, aan den regter oever der haven, ziet men de Scheepstimmerwerf. Langs den oever der haven loopt eene kaai, een gewrocht van de natuur alleen, en hetwelk met kleine moeite in beter staat konde gebragt worden.
Men klimt naar de stad langs twee onderscheidene wegen; de kortste is afmattend steil; op geenen van beiden kan men zich van rijtuigen bedienen. Het vervoeren van koopwaren geschiedt door muilezels. Dit ongemak laat zich bezwaarlijk verhelpen. - Het vermaarde Fort St. Philips is geheel vernield. Van de verdediging van het Eiland van achter de muren en bolwerken schijnt men geheel te hebben afgezien. Nogtans is het Eiland vrij wel voorzien van belegerings- en veldstukken, en van eene groote menigte krijgsbehoeften.
Het Distrikt Alayor zal eene bevolking van 4900 zielen bevatten, in het vlek van dien naam en honderd twaalf boerderijen verspreid. Dit vlek bevat eene kleine kaserne, een hospitaal, alwaar de kranke en behoeftige Minorkanen noode eene wijkplaats zoeken, eene kerspelkerk en een Minnebroeders klooster, welks kerk groot en in schoone evenredigheid gebouwd is.
De bevolking van het Distrikt Marcadal en Ferrerias bevat slechts 2030 zielen. Het dorp Marcadal is de
| |
| |
hoofdplaats; het dient tot eene rustplaats voor de troepen, die tusschen Mahon en Ciutadella heen en weder trekken. Het is slecht gebouwd, en van wege de ongezondheid van dit gedeelte des Eilands en het gebruik van putwater tot den gewonen drank, is men er aan zeer hardnekkige koortsen onderhevig, vooral in den zomer. De inwoners van dit Distrikt zijn van die der overige deelen des Eilands onderscheiden door iet ruws en zelfs afzigtigs in hun gelaat: deze soort van mismaaktheid loopt vooral bij de vrouwen in het oog.
Zoo dra men buiten Marcadal is, bevindt men zich zoo goed als aan den voet van den berg Toro. Deze berg, de hoogste van Minorka, verheft zich midden in het Eiland, welk dezelve aan alle zijden overziet. Op den top ademt men de zuiverste en gezondste lucht. Toen de Engelschen in het bezit van het Eiland waren, hadden zij er een Telegraaf geplant. Het Augustijner klooster, op dezen berg gelegen, zou in versterkte kasernen kunnen veranderd worden, welke een vrij aanzienlijk getal krijgsvolk zouden kunnen bergen.
In dit Distrikt ligt de haven Fornel, door kleine forten verdedigd, van krijgsbehoeften onvoorzien. Digt bij eene andere haven, Adaia genaamd, ligt een kleine berg, Calo-Molin genaamd, alwaar de Engelschen in den jare 1798 landden.
Adaia bevat vrij digt belommerde wandelwegen, alwaar men, uit hoofde der zeewinden, eene koele lucht ademt.
De berg St. Agatha, niet zoo hoog als de berg Toro, doch spitser, kan alleen beklommen worden langs eene ladder, in de rots uitgehouwen, en wier sporten reusachtig zijn. Nogtans beklauteren de muilezels dien trap met een vollen last, hoewel dezelve wordt bevochtigd door verscheiden bronnen, die hem glibberig en gevaarlijk maken. Voorzigtigst is het, te voet naar beneden te gaan.
Aan het westelijkste einde van het Eiland Minorka ligt de stad Ciutadella, hoofdplaats des Distrikts van dien naam; hare haven is klein en stoot tegen moerassige gronden. Aan de beide oevers zijn twee torens gebouwd. De stad is omringd van muren, waarvan het gedeelte, dat aan de landzijde ligt, door de Mooren gebouwd, en nog in goeden staat is. Het jongere gedeelte des muurs is versterkt, maar zoo gebrekkig, dat bij
| |
| |
den geringsten aanval Ciutadella zoude genoodzaakt zijn zich over te geven. Nogtans zijn er in deze stad vier plaatsen, ter huisvesting der troepen geschikt, doch geen ander hospitaal dan dat der stad. Te Ciutadella heeft men eene voorname Kerk, zijnde de Hoofdkerk van het Eiland; de Bisschop van Minorka en bijkans alle de Edelen des lands houden er hun verblijf. Men telt er verscheiden kloosters en ongeveer zevenhonderd huizen, sommigen van welke tamelijk fraai zijn; maar, even als te Mahon, zijn er de straten naauw, slecht verdeeld en slecht geplaveid. Het Distrikt Ciutadella bevat nagenoeg honderd-veertig boerderijen, en de geheele bevolking nog geene achtduizend zielen.
Rondom de stad liggen tuinen, die zeer wel beplant worden, en overvloed van groenten en vruchten leveren; doch het merkwaardigste, welk men er ontmoet, is eene grot, in de rots uitgehouwen, met welke andere kleine grotten gemeenschap hebben. Allen zijn met verglaasde stoffen bezwangerd, die een oneindig getal van zeer onderscheidene stalactiten uitmaken, van kleur als kandij-suiker, graauw en weinig doorschijnende.
Het klimaat van het Eiland Minorka is minder zacht en minder gematigd, dan dat van andere omliggende Eilanden. Niet even als Majorka van bergen doorsneden wordende, is Minorka aan de strengheid en het geweld van den Noordenwind in deszelfs volle kracht blootgesteld. De boomen en planten komen er traag voort, en blijven krom naar den zuidkant. Hoewel sneeuw en ijs er iet zeldzaams zijn, is er de koude, echter, streng genoeg, om de bewoners te noodzaken, hunne vertrekken met vuur te verwarmen, en zich dik te kleeden. De herfst is de regentijd; de regen valt er overvloedig en aanhoudende. De plantaarde van Minorka, naar het zwarte trekkende, is ligt, fijn en zeer vruchtbaar, hoewel met dunne lagen over de rotsen verspreid; van wege het zand, daar onder vermengd, is zij gemakkelijk te bewerken. De grond in de vlakten, koud en kleiachtig, is even weinig voor weiland als voor den landbouw berekend. Nogtans brengt hij verscheiden goede kruiden voort, die een voortreffelijk voedsel voor het vee zouden opleveren, indien zij niet vermengd waren met bittere kruiden, van welke hetzelve eenen afkeer heeft. De valeijen worden vruchtbaar ge- | |
| |
maakt door de aarde, welke met den regen van de bergen spoelt, die er door verarmd worden. Op eenigen dier bergen heeft men kleine ongemetselde muren opgetrokken, die de aarde terughouden en aan het water een vrijen afloop laten; hierdoor behouden die bergen hunne vruchtbaarheid.
In de Distrikten Alayor en Ferrerias ontmoet men eenige kleine bosschen van pijnboomen en groene eikenboomen, doch niet zeer digt, en die slecht tieren. De olijf-, oranje-, citroen- en granaatboomen komen er wel voort, en hebben weinig oppassens noodig.
Minorka bevat eene kleiaarde, tot grof vaatwerk bekwaam, en gips, welke niet zoo goed als die van Majorka wordt gerekend. Het rotskristal is er schaarsch, het Muskovisch glas vrij gemeen. De harde gehouwen steen, slechts een voet dik, blijft eenigen tijd in de lucht liggen, voordat hij gebruikt wordt. De kalksteen wordt in de velden verspreid gevonden. De Minorkanen geven de voorkeuze aan den tigchelsteen boven de lei, hoewel in groote menigte op het Eiland voorhanden. Overvloedig is er ook het marmer van velerlei kleuren. Daarentegen ontbreekt het op Minorka aan vuursteenen en krijt. Deze laatste stoffe wordt vergoed door den Napolitaanschen merksteen, en door den rooden en zwarten steen. De ijzermijn ontmoet men er op de oppervlakte van den grond; er wordt geen gebruik van gemaakt. De bewerking der loodmijnen zoude de kosten, daartoe noodig, niet kunnen goedmaken.
Minorka is rijk in planten, zoo voor de tafel als voor de geneeskunde. Tarwe en garst, nevens een weinig mais, zijn de eenige granen, die op het Eiland gezaaid worden; doch de oogsten zijn niet toereikende tot gebruik der opgezetenen.
De Minorkanen oogsten eene groote menigte besten rooden en witten wijn, meer dan toereikende tot 's lands gebruik. Hoewel de olijfboom zeer algemeen is over het geheele Eiland, wordt er, echter, slechts een kleine voorraad olie uit de olijven geperst, omdat men wil dat de vrucht door den Noordenwind verdroogt. Aan fruiten van menigerlei soort ontbreekt het er niet. De oranjeappelen, limoenen, granaatappelen, vijgen en vruchten met steenen slagen er volkomen wel. Van de kernvruchten worden er voortreffelijke zomer- en winterperen geplukt. De roode Moerbezieboom is de eenige, die er ge- | |
| |
plant wordt; de witte zoude er even goed voortkomen. De note-, kastanje- en palmboomen zijn er zeldzaam.
Allerlei peulvruchten, daarentegen, zijn er zeer overvloedig; doch de spinazie, geele wortelen, rapen en pinsternakels zijn er niet zeer smakelijk- De wilde aspersien zijn de eenige, die er bekend zijn, en zijn onaangenaam van smaak; de komkommers zijn grooter en beter dan in noordelijker landen; de watermeloenen zijn sappig en gezond. De Minorkaansche honig, die er in geene groote menigte wordt ingezameld, beantwoordt volkomen aan zijne vermaardheid.
Op Minorka telt men nagenoeg zestienhonderd lastbeesten, paarden, muilezels en ezels; de ossen en koeijen, bij mangel aan goed weiland, zijn klein en mager. De varkens, ten getale van tiendnizend, en die in den zomer gevoed worden met boscheikels, en in den winter met garst, zijn zeer groot en vet. Paarden zijn er weinig. Men legt er zich niet op toe om ze te vermenigvuldigen, omdat men tot werkbeesten de voorkeuze geeft aan muilezels en ezels, die zeer sterk zijn. Het Eiland bevat geene wilde dieren; de hazen zelve zijn er schaarsch; konijnen daarentegen zijn er overvloedig; het krielt er van hagedissen; zij sluipen dikmaals in de woonvertrekken. De twee soorten van kruipende dieren, die men op het Eiland ontmoet, zijn de adderslang en de adder. De steek van schorpioenen is gevaarlijk; die der duizendpooten en van eenige soorten van spinnen vergiftig. Het geslacht der vogelen levert niets merkwaardigs op. Eene groote menigte uilen, eenige valken, weinige arenden, vele gemeene zwaluwen en gierzwaluwen ontmoet men er. De roode patrijzen zijn er niet zeldzaam. De kwakkels, de lijsters, de houtsnippen, de watersnippen zijn er vrij talrijk, gelijk ook de ringduiven.
De kusten van het Eiland krielen van verscheiden soorten van visschen; zij zijn eene der voornaamste levensbehoeften der Minorkanen, die weinig geslagt vleesch gebruiken. |
|