Kudden van vier- of vijfhonderd koeijen, zoo zwart als ebbenhout, verschuilen zich in dit bosch, om er de heetste uren van den dag te slijten; dezelve duren van zonneöpgang tot aan s morgens ten negen ure. Dan komen zij wederom zen voorschijn, om de frissche zeelucht in te ademen, die alsdan zich verheft; onbewegelijk naast elkander staande en een onmetelijk front vertoonende, zoude men zich verbeelden, een in slagorde geschaard leger te zien. Een veedrijver te paard slaat hen van verre gade, om te beletten dat zij het kanaal of de rivier overzwemmen. Toen ik voor de eerste maal dien man zag, gezeten op een wit paard (allen hebben hier die kleur) vliegende langs het zeestrand, met eene ijzeren vork in de hand, vertoonde hij mij het volmaakt gelijkende beeld van neptunus met zijnen Drietand.
Uit dit bosch, of hoofdstad, als eene verzamelplaats, verheft zich alwat dezen oord verwoest. Hier loeren de sperwers op de legioenen wilde eendvogels, die zich uit zee naar de meren begeven. Zij vellen hen met een enkelen slag hunner vleugelen; dan dalen zij op den grond neder, en verzadigen zich op hun gemak met hunne prooi. Het is daarenboven achter dit bosch, welks strekking evenwijdig met den loop der Rhone is, dat dikmaals een Engelsch schip gaat liggen, van waar het de barken seint, die de rivier komen afzakken, en, even als de sperwer, zijne roofvleugelen uitspreidt, en in dit ongelijk gevecht de zege behaalt; iets, echter, hetgeen in het toekomende geene plaats zal kunnen hebben, sints de Bevelhebber van deze kust, de Heer auguste gleizes, eene Sterkte, ter bescherminge van dezen oord, in eene voordeelige ligging, heeft aangelegd; iets, hetwelk men tot hiertoe vergeefs had ondernomen, ter oorzake der dubbele overstroominge der zee en der Rhone, hebbende deze Sterkte aan een der hevigste aanvallen tegenstand geboden, waarvan men in geruimen tijd een voorbeeld had gezien.
Bij aanhoudendheid heerscht aan deze oevers, gedurende een groot gedeelte van het jaar, een verschijnsel, misschien eenig in zijne soort in Europa, en hetwelk alleen aan de warme landen van Afrika en Azië eigen is. Ik had mij op weg begeven om de Zoutkeeten van Peccais te gaan zien, toen ik, na een uur voorttrekkens langs de zee, mij op eens van water omringd zag, zonder eenigen weg te zien, welken ik konde inslaan; het was zoo goed als eene oogenblikkelijke overstrooming, en hetgeen een voorkomen van waarheid aan dit tafereel gaf, is, dat de boomen aan den gezigteinder ter halver wege in dit water gedompeld schenen, welk nogtans scheen terug te wijken naar gelange ik nader bij kwam, en het hoofd omdraaijende, zag ik het achter mij op de plaatsen, welke ik droogvoets was doorgetrokken. Thans herkende ik het verschijnsel, bij den naam van spiegeling (mirage) bekend, waarvan de Heer monge eene geleerde beschrijving heeft gegeven. Ik