| |
Narigten, wegens eenige, op aartsvaderlijke wijze levende, gezinnen in Frankrijk, in het laatste vierde gedeelte der jongst afgeloopene eeuwe.
Nog korten tijd vóór dat de Omwenteling in Frankrijk voorviel, bestonden er in het Gebergte van Auvergne, niet verre van Thiers, eenige zeer belangwekkende voorbeelden van Aartsvaderlijke levenswijze en bestuur. Verscheide eenzaam gelegene Dorpen werden bewoond en bezeten door eenige Gezinnen, die de namen droegen van Taranté, Baritel, Bourgade, Beaujeu, Guittard, enz. Een verslag van de laatstgemelde zal ons de andere, waarbij dezelfde inrigting en levenswijze plaats grijpt, teffens doen kennen.
Het Dorp, bewoond door die den naam van Guittards dragen, is op omtrent eene halve mijl ten noordwesten van de Stad Thiers gelegen. In Hooimaand des jaars 1788 was het Gezin der Guittards woonachtig in het Gehucht, Pinon geheeten. Het was verdeeld in vier onderscheide Huisgezinnen, te gader negentien personen, Mannen, Vrouwen en Kinderen, uitmakende.
| |
| |
Daar dezen met geene mogelijkheid het werk, 't geen daar te doen stond, konden verrigten, hadden zij dertien gehuurde Dienstboden. Dit Gezin wordt gezegd, in dit vlek, sints de Twaalfde Eeuw gewoond te hebben.
Het bestuur dezes Gezins was aartsvaderlijk, doch verkieslijk. De leden kozen, bij meerderheid van stemmen, onder zich een Opperhoofd. De dus verkozene neemt den naam van Meester aan, bezit het gezag eens Vaders des geheelen gezins, en is verpligt, over alle de belangen van 't zelve een wakend oog en toevoorzigt te houden. Alle de leden des gezins werken te zamen ten algemeenen beste. Zij wonen en eten te gader, worden op algemeene kosten gekleed en gevoed uit het gemaakte inkomen, en leven als zoo vele broeders en zusters in 's vaders huis. De Meester des huisgezins, of het Hoofd der Familie, ontvangt het geld, koopt en verkoopt, geeft last tot het noodige herstel aan de woningen en aan elk zijne taak, regelt alles, wat den oogst, de wijnlezing en het vee betreft. Hij is echter verantwoordelijk aan de zoodanigen, van wier keuze hij zijn gezag ontleent. Het ontbreekt ook niet aan voorbeelden der afzettinge van dusdanig een Meester, wanneer de algemeene stem oordeelde, dat hij misbruik gemaakt had van het vertrouwen, in hem gesteld.
Eene Vrouw heeft desgelijks het hoofdbestuur over de zaken binnen's huis; zij wordt Meestresse geheeten. De keuken, de hoenders, het linnen en de kleederen staan onder hare zorge. Zij heeft gezag over de Vrouwen van het gezin, en wordt bij meerderheid van stemmen gekozen. Zij kan afgezet worden, als zij misbruik maakt van het haar aanbetrouwd vermogen.
Het is eene vaste wet in dit gezin, dat de Meestresse de Vrouw of de Zuster niet moet wezen van den Meester; naardemaal, in zulk een geval, deze twee, op eene verregaande wijze, misbruik zouden kunnen maken van het vertrouwen der overigen, ten eigen voordeele.
Het is, daarenboven, eene onverbrekelijke wet in dit gezin, en daarvan hangt het voortdurend bestaan af, nooit eenige verdeeling in den algemeenen eigendom te gedoogen. Noch bij huwelijken, noch bij sterfgevallen, wordt deze regel overtreden. Indien eene jonge Dochter uit het Gezin van Guittard trouwt en van Pinon vertrekt, ontvangt zij eene huwelijksgave van zeshonderd Livres, doch heeft geen verderen eisch op de be- | |
| |
zittingen der Familie. Eenigen hunner Jongelingen, die zich elders in de wereld gaan nederzetten, krijgen bij hun vertrek even zoo veel, en verliezen allen verder regt op de gemeene bezitting.
Dan de meesten der Jongelingen verkiezen als Landwerkers te blijven. Eenigen tijd geleden was er een, die den Geestelijken staat verkoos; hij werd Kanunnik van Thiers, doch hij behield steeds eene teedere gehechtheid aan zijne geboorteplaats. Om de gemeenschap daarmede te onderhouden, had hij eene kleine woning voor zich te Pinon laten bouwen, waar hij twee of drie dagen in de week aangenaam doorbragt bij de hem dierbaar geblevene bloedverwanten. Hij stierf in den jare 1783, en zijn huis bleef zonder bezitter. De toenmalige Meester der Gemeenschappe was een Neef des overledenen; en hij scheen, zoo uit hoofde van zijn Meesterschap als Bloedverwantschap, geregtigd om het ledig gelaten huis te betrekken. Maar dat huis, hoewel zeer nederig en eenvoudig opgehaald, was beter dan alle de overige. Ware de Meester beter gehuisd geweest dan zijne broeders en gelijken, zulks zou jaloezij verwekt hebben. Hij wilde dus niets bijzonders voor zich van dat huis hebben; en het werd, met algemeene toestemming, geschikt, om, wanneer er vreemdelingen van eenig aanzien onder hen kwamen, die aldaar te ontvangen.
Somtijds nemen de Guittards zich Vrouwen uit andere Gemeenschappen, even gelijk zij hare Dochters aan die van andere Gemeenschappen laten huwen; doch meestal trouwen zij onderling. Dan, allen wederzijdsche bloedverwanten zijnde, en door die huwelijken nog nader aan elkander vermaagschapt wordende, kunnen zij niet trouwen zonder de noodige Kerkelijke vergunningen. Deze zijn hun altoos gereedelijk toegestaan door de Bisschoppen van Clermont: iets, 't welk een bewijs oplevert, dat dit Gezin altoos geacht geweest hebbe.
Het geheele getal der Beesten bij de Guittards te Pinon bestond, ten tijde van het schrijven dezes berigts, uit slechts drie koppel Ossen, dertien Koeijen en achttien Schapen. De huizen zijn in goeden staat, en zoodanig onderhouden, als men van welgezetene boeren moet verwachten; doch zij hebben het voorkomen der woningen van werklieden. Geene pracht altoos van binnen: de eenvoudigste stoelen, bedsteden, kasten van vuren-hout. De tegenwoordige Meester is de éénige, die een kast be- | |
| |
zit van eiken- en notenboomen-hout. Hij heeft ook een zilveren zakhorlogie, hem door zijn' Oom den Kanunnik gemaakt. Hunne linnen en wollen kleederen zijn het werk van der Vrouwen handen. De Mannen bouwen, met behulp der knechts, de huizen, en brengen er de noodige herstelling aan toe; zij vervaardigen al hetgene tot den akkerbouw vereischt wordt, ook het vaatwerk om den wijn in te bergen: geen werkman, geen kuiper roepen zij ter hulpe. Niets gaan zij ter markt koopen, dan zout en ijzer. Elk hunner is, als 't ware, een robinson crusoe, in staat tot het verrigten van alle nuttige kunstwerken, zoo verre althans als zijne behoeften vorderen.
Behalve die gevallen, waarin de aard des arbeids de Mannen verpligt om afzonderlijk te werken, werken zij te gader. Zij hebben een groot vertrek, altoos zeer net en rein gehouden, waarin zij zamenkomen om te eten. De tafel wordt aangerigt voor de Mannen; zij worden van de Vrouwen bediend. Als de eersten gedaan hebben, vervoegen zich de laatsten ter tafel. Bij dit vertrek is eene soort van kapel, waarin een christus- en maria-beeld staat. In deze kapel komen zij alle avonden te zamen tot het gebed: de morgengebeden doet elk voor zichzelven.
Buiten het dorp of gehucht zijn de Guittards eigenaars van een bosch, landerijen, eenige wijngaardbergen en een aantal kastanjeboomen. De grond hunner landerijen is schraal; men teelt er niet op dan rogge; en de tweeëndertig monden, die er dagelijks den kost moeten hebben, laten hun van de jaarlijksche opbrengst des graans niets om te verkoopen over. Desniettegenstaande zijn zij zeer mild. Geen arm mensch klopt er onverhoord aan; hij krijgt soep of brood: vraagt hij om nachtverblijf, het wordt hem verleend. Zelfs hebben zij een vertrek, waarin zij de bedelaars laten slapen. In den winter strekken zij hunne liefddadigheid zoo verre uit, dat zij de omzwervende armen in het bakhuis ter verwarminge innemen.
Uit de herberg te Thiers, waar ik gemiddagmaald had, zegt de Heer le grand, was iemand, buiten mijn weten, naar Pinon gegaan, om de inwoners van mijne komst te verwittigen. Bij mijne aankomst zag ik, dat de Guittards zich verkleed hadden, en op mij zaten te wachten. In de wijze, op welke zij mij ont- | |
| |
vingen, was iets eenvoudigs en eene vriendelijkheid, welke de beschrijving te boven gaat. Deze ontmoeting, bij het gezigt van dit Aartsvaderlijk gezin, waarin ik de grijsheid en de kindschheid aantrof, maakte op mij eenen diepen indruk. Met het grootste genoegen zag ik de kleine meisjes rondsom de moeders dringen; de moeders, net gekleed met sneeuwwit linnen, leidden eenige kinderen bij de hand, en droegen andere; - het geheel was eene schilderij van eendragt, gezondheid en onschuldig levensgenot, welke dit kleine Gemeenebest van Bloedverwanten aanbood.
Ik voor mij twijfel niet, of lengte van tijd en eenparige betrachting van deugd geeft aan de gelaatstrekken een' daarmede overeenkomenden indruk, en schenkt zulke karakteristieke uitzigten, die voor vele geslachten de kenmerken van herkomst dragen. In de daad, er is in het gelaat der Guittards van Pinon iets, 't welk den man van waarde, van waarheid en eerlijkheid aanduidt; - bij de Vrouwen straalt zedigheid en deugd door, op eene wijze, zoo kennelijk, dat niemand daarin zal mistasten - alsmede iets, waaraan ik geen' naam weet te geven; eene bijzondere en onderlinge Familie-gelijkheid.
De Meester trok boven allen mijne opmerking. In zijne kleeding had hij niets bijzonders; doch zijne geheele gedaante scheen mij juist toe, die te wezen, welke de Dichters zich gevormd hebben, als zij hunne uiterste pogingen te werk stelden, om de treffendste en meest belangrijke beschrijvingen te geven van den Man, in de hoogste waardigheid der menschelijke gestalte. Hij geleidde aan zijne hand zijn' Zoon, een der schoonste jongens, die ik immer zag.
Des verzocht, trad ik binnen, en zat onder dit Aartsvaderlijk gezin neder. De Moeders en de Kinderen verzamelden zich om mij henen; de Mannen stonden buiten om in een' kring. - Na eenig gesprek, geleidde de Meester mij, op mijn verzoek, over de plaats huns verblijfs rond. Onder het wandelen vroeg ik hem, welke middelen hij gewoon was te gebruiken, om zijn gezag te handhaven? Hij betuigde mij, tot nog toe zich niet in de noodzakelijkheid bevonden te hebben tot het gebruiken van zoodanige middelen: allen waren zij pligtmatig bedacht op het algemeen belang. Hij voegde er bij, dat, onder zulk een aantal Mannen en Vrouwen,
| |
| |
het niet kon uitblijven, of er moesten nu en dan eenige oneenigheden ontstaan. Dan, in zulke gevallen wordt wegens het verschil gesproken, wanneer wij 's avonds aan tafel gaan. Ik beweeg de partijen om te zamen te drinken en elkander de hand van vriendschap te bieden, en alles is ten einde als wij ons tot het gebed begeven - en, eens bevredigd, borrelt zulks niet weder op.
Onze wandeling eindigde bij het huis, door zijn' Oom, den Kanunnik, eertijds bewoond. Zeer stond ik versteld, hier een maaltijd voor mij bereid te vinden, bestaande uit brood, kaas en wijn. Ik kon niet weigeren den wijn van Pinon te proeven, en dronk van ganscher harte de duurzaamheid van het geluk en den voorspoed der Guittards.
Eenigen tijd na dit afgelegd bezoek werd door het Staatsbestuur een teeken van onderscheiding aan dit Gehucht gegeven, 't welk de Meester als een gordel zou dragen. Dan dit onderscheidingsteeken is, wanneer de Omwenteling alle dusdanige teekens wraakte, mede verloren gegaan. |
|