land te zoeken, op 't welk hij dacht voor de vervolgingen van tamahama beveiligd te zullen wezen. De geringe kunde, welke die ongelukkigen van de zeevaart hadden, kon hun geen gelukkigen uitslag van dit bestaan beloven; maar de begeerte om eenen verdelgenden vijand te ontvlugten en zich niet te scheiden van een Opperhoofd hun zoo dierbaar, deed hun de oogen sluiten voor de gevaren, aan welke zij zich blootgaven. Niets evenaarde de verknochtheid, welke zij voor hem hadden en betoonden.
De Heer turnbull verhaalt er het volgend voorbeeld van, aan zijn Schip gebeurd. ‘Dit Opperhoofd bevond zich bij ons aan boord. Een sterk opstekende wind had ons in den nacht genoodzaakt zee te kiezen, en zoo verre van het Eiland verwijderd, dat wij 't zelve uit het gezigt verloren; wij hadden twee etmalen werk, eer wij weder op onze oude ligplaats bij het Eiland konden komen.
Wanneer wij een Canon zagen naderen, kreeg het Opperhoofd het in den zin om zich te verschuilen, en beval een der zijnen, mede aan ons boord, de naderenden toe te roepen, dat wij hem aan zijnen Vijand hadden overgeleverd. Wanneer men hun toegeroepen had, dat het Opperhoofd een krijgsgevangene van tamahama was, hielden zij zulks in 't eerst voor jokkernij; doch ontdekkende dat hunne Landgenooten in dit berigt volhielden, gaven zij zich aan wanhoop over; zij beschuldigden onderling elkander, dat zij hun Opperhoofd, zonder bij hem te blijven, aan ons boord gelaten hadden; zij zochten kundschap te bekomen van alle de omstandigheden dezes ongelukkigen gevals.
Het Opperhoofd, dat zich in de kajuit des Kapiteins verborgen had, ziende welk eene uitwerking die tijding op de zijnen baarde, kon in 't einde het niet langer uithouden. Hij verscheen op het dek, en bestrafte, op eene vriendelijke wijze, de Eilanders, dat zij ons in staat geoordeeld hadden tot het plegen van dus een verraad.
De Eilanders, hun Opperhoofd wederziende, sloegen van het uiterst hartzeer tot de luidruchtigste vreugdbetooningen over. Maar de eerste indruk, welken de tijding op hun gemaakt had, was zoo sterk, dat zij hun geliefd Opperhoofd baden, zich onverwijld aan land te begeven, om zich niet weder blootgesteld te vinden aan t geen hem op ons Schip was overgekomen bij de verwijdering van het Eiland. - Hij bewilligde in hun verzoek, en nam afscheid van ons, met alle betuigingen van erkentenisse voor het onthaal hem aangedaan. - In de Canou getreden, verzocht hij ons, dat wij het gebeurde aan onze Landgenooten zouden vermelden. Dit doende, voer hij naar wal.’