Spandaw.
A man's true merit is not hard to find;
But each man's secret standard in his mind.
Hoe! spandaw, Gij, die de eer der Vrouwen
Zoo schoon en treffend hebt gemaald,
Wilt ons uw fiksche lier onthouên,
Wijl u dat gloeijend kunstvuur faalt,
Dat bilderdijk zoo grootsch doet prijken -
Dat alles voor zijn' gloed doet wijken?
Doch hef daarom geen' klaagzang aan,
En werp het speeltuig niet aan stukken:
Wij zien den eik voor stormen bukken,
Waar 't nog der veldbloem mag gelukken,
Hoe teeder, overeind te staan.
Ga voort! Met zoo veel roems begonnen,
Verlaat men dus het strijdperk niet.
De lauwer blinkt - is half gewonnen,
Wen vlijt der poging bijstand biedt.
Toen vondels vlugt had paal noch perken,
Klapte ook de Goesche Zwaan haar vlerken,
Wier zangtoon nog weêrgalmt aan 't IJ;
Wier heerlijk lied, Bellone aan banden,
Bellone nog doet knarsetanden,
Nog echoot aan de verste stranden;
Ja, de Echo zelv' is melodij!
Het licht der Maan moet zich verbergen,
Spant Phebus zijne rossen aan;
Doch zonder de eer zijns stands te tergen,
Doet Phebus haar niet ondergaan.
Toen Marsyas zijn' trots moest boeten,
Heeft hij, gewoon in slijk te wroeten,
Te regt dit met zijn huid betaald.
Blijf, spandaw! in uw' loop volharden;
Wijk regts noch links van 't spoor der Barden,
En trap dan eerst uw lier tot flarden,
Als de echt Bataafsche toon U faalt.
Hij, die der Goden gunsten bedelt,
Om ambrozijn hun hulde doet,
Wordt, hoe door kunstroem ook veredeld,
Niet meer verwarmd door d'echten gloed.
| |
Hier moet ons 't bloed in de aadren zwellen;
Hier moeten wij naar 't outer snellen,
Waarop nog 't offer heilig blaakt!
Ja, vrij door 't ruim te spelemeijen,
Niet laf in 't aangezigt te vleijen,
En waren roem van valschen scheijên -
Zie daar, 't geen Dichters edel maakt!
't Is waar, een krans van eerlaurieren,
Laurieren voor Apol vergaârd,
Zou, spandaw! grootsch uw kruin versieren,
Reeds in mijn oog een lauwer waard'.
Dan, dikwerf, als de mindre Goden
Jupijn hun heilige offers boden,
Vond hij aan het gewijde een smet.
Grijp, spandaw! roer verrukt de snaren;
Laat bilderdijk uw oog ontvaren;
Naauw kan een feith hem evenaren,
En Gij, Gij volgt met reuzentred!
|
|