| |
Iets wegens de Hollandsche Societeit van Levensverzekeringen.
Het is algemeen bekend, dat de Hollandsche Natie zich door eene uitnemende nijverheid boven vele andere Volken ten allen tijde heeft doen kennen, niet om het gewenschte loon daarvan door weelde en overdaad te verkwisten, maar bijzonder om door spaarzaamheid, na eenig tijdverloop, een zoodanig vermogen te verkrijgen, dat de slagen der fortuin, waarvoor ieder bloot staat, niet de rampzaligste gevolgen, zoo voor zichzelven, als voor zijn Huisgezin, konden achterlaten; en eindelijk om in staat te zijn, nuttige en weldadige inrigtingen te helpen schragen en bevorderen. - Van daar ook, dat zoo vele achtenswaardige Huisvaders onderling met elkander verbindtenissen aangingen, om jaarlijks eene geringe som van hunne verdiensten af te zonderen, ten
| |
| |
einde gezamenlijk een fonds te verkrijgen, om, na hun overlijden, hunne Weduwen uitkeeringen te doen genieten. Deze Fondsen, bekend onder den naam van Weduwenfondsen, zijn ongetwijfeld met het heilzaamste doel daargesteld. Elk Lid van zoodanige Associatie, die door een' vroegen dood aan zijn Huisgezin werd ontrukt, meende op zijn sterfbed voor zich in de zekere overtuiging te zijn, dat zijne familie (ten minste zoo lang zijne Weduwe mogt blijven leven) in het voortdurend genot van een onbekrompen bestaan zoude kunnen blijven: en hij, die langer leefde, en dus te vergeefs gezorgd had, vond zich daarvoor ten volle beloond door de gedachte, dat ook hij iets had toegebragt tot instandhouding eener nuttige inrigting, die, bij eenen anderen loop van gebeurtenissen, het lot van de zijnen ook had kunnen verbeteren, even als de treurige omstandigheden van het Huisgezin zijns overledenen Vriends werden verzacht. Doch de meesten dier inrigtingen hebben, en door vroegere sterste als waarop te voren gerekend was, en door ongelukken in de belegging der gelden, en door andere onheilen meer, het gewenschte doel niet bereikt, zoo dat zelfs velen dier Fondsen, bijna zonder nut van sommige Deelgenooten, tot algemeene schade hebben gestrekt. Maar, welken uitslag deze inrigtingen ook mogen gehad hebben, en hoe onvolkomen dezelven ook mogen geweest zijn, zoo leeren zij ons echter, dat men reeds in vroegere tijden begrepen heeft, dat elk individu hoogstloffelijk deed, om de welvaart van zijn Huisgezin niet eeniglijk van eene, schoon allezins prijzenswaardige, besparing van een gedeelte zijner inkomsten te laten afhangen, daar toch, ingevalle van vroegtijdig afsterven, die afgezonderde som niet geklommen konde zijn tot die hoogte, dat daaruit eene vereischte ruimte van middelen gevonden wierd, om de nablijvenden eenigzins onbekrompen te verzorgen. Ook is het buiten tegenspraak zeker, dat geringe afzonderingen, door de volstrekte onmogelijkheid om daarvan Intrest op Intrest te
maken, nimmer tot die hoogte van kapitaal kunnen klimmen, waarvoor dezelven, bijeengebragt, en dus over eene grootere schaal, vatbaar zijn; terwijl het bovendien als geen gering voordeel te achten is, dat, door de menigvuldige combinatiën van vele, op zich zelfs geringe kapitalen, de verliezen, door vermindering van waarde van sommige Effecten, nimmer door
| |
| |
de individu's kunnen gevoeld worden, daar de grootere omvang van Geldbeleggingen zeer natuurlijk ten gevolge moet hebben, dat die verliezen weder door andere buitengewone voordeelen worden hersteld.
Bij verscheidene andere Natiën hebben deze bedenkingen te wege gebragt, dat men, ten einde aan de Leden der Maatschappij zekere waarborgen te geven, om onmisbaar deze heilzame oogmerken te bereiken, Societeiten heeft opgerigt, waarbij ieder zich zoodanige uitzigten kan koopen, welke hem meest geschikt voorkomen tot bevordering van eigen heil, of tot verzekering van het lot van zijn Huisgezin, na zijn afsterven. De uitkomsten dezer instellingen hebben niet alleen getoond, dit weldadig doel zeer bevorderlijk te wezen, maar tevens hebben zij overvloedig bewezen, dat de te zamengebragte afgezonderde sommen, aan de Deelhebbers of Actiehouders van dezelve Societeiten, aanzienlijke voordeelen kunnen opleveren.
Het nuttige en heilzame aan het voordeelige te verbinden, is voorzeker een der loffelijkste en meest geoorloofde oogmerken: beiden heeft de Hollandsche Societeit van Levensverzekeringen, te Amsterdam opgerigt in den jare 1807, onder Directie van de Heeren cornelis hartsen, jacob fock, abraham johannes severijn, en wilhem willink Junior, als Commissarissen, en antoni hartsen Corn. Zn. als Directeur, zich voorgesteld; en aangezien den korten tijd van haar bestaan, heeft zij het genoegen, hare werkzaamheden gedurig aanmerkelijk te zien toenemen. Doch, hoezeer men in het Berigt, door de Societeit uitgegeven en ten haren Kantore nog te bekomen, gepoogd heeft de meeste duidelijkheid te betrachten, schijnt het echter, dat velen de voorstellingen niet juist toepassen; en van daar dat men geöordeeld heeft, het Publiek geenen ondienst te doen, met het doel en de werkzaamheden van dit nuttig Etablissement eenigzins omstandiger te doen kennen.
Op den 1 October 1807 maakte deze Societeit eenen aanvang met hare werkzaamheden; hebbende, volgens gemaakt Plan, een Fonds, groot de kapitale som van een Millioen Guldens. - Dit aanzienlijk Fonds stelt haar niet alleen in staat, om haren werkkring uit te breiden over alles, wat tot de kansen van leven, sterven, of overleven, eenige betrekking heeft, voor Echtgenooten, Ouders, of Verzorgers; maar bovendien ook om met allen, wier huishoudelijk of commerciëel belang zulks
| |
| |
medebrengt, zoodanige contracten te sluiten, als tot de Levenskansen betrekkelijk zijn, en met hun bijzonder gerief het meest overeenkomt.
De eigenlijke Levensverzekeringen, waarvan de Societeit haren naam heeft ontleend, en waarvan de benaming in den eersten opslag sommigen vreemd voorkomt, zijn zeer eenvoudige Contracten, die voorlang hier te lande bekend zijn geweest: het deelnemen in een Weduwenfonds, 't geen door onze Landgenooten zoo dikwerf plag te geschieden, is niet anders dan eene Levensverzekering. In de Weduwenfondsen bragt men jaarlijks eene bepaalde toelage, waarvoor, bij vooroverlijden van den Man, een jaarlijksch inkomen aan zijne Weduwe werd toegezegd. Bij deze Societeit geschiedt zulks op dezelfde wijze: men kan jaarlijks eene som gelds naar verkiezing betalen, waarvoor aan zijne Echtgenoote of Kinderen, na zijnen dood, een jaarlijksch Inkomen, of een Kapitaal, naar dat men zulks vooraf bepaald heeft, uitgekeerd wordt. - Maar buitendien hebben de Levensverzekeringen nog iets eigenaardigs, waardoor zij zich van de Weduwenfondsen voordeelig onderscheiden. Niet alleen dat men aan zijne Vrouw of Kinderen een Kapitaal, of een Inkomen, kan doen verzekeren; maar elk mensch, dat men bevoordeelen wil, kan men op deze wijze begunstigen. Men kan ook zoodanige overeenkomst met de Societeit aangaan, dat wanneer men zijne Vrouw of Kinderen, waarvoor men het Contract gesloten heeft, overleeft, dan zelfs de verzekering van waarde blijft, en het Kapitaal echter door de Societeit, bij het afsterven van den verzekerden, wordt uitbetaald aan de Erfgenamen, zoo dat, wanneer men niet verkiest langer de premie te blijven betalen, men het Contract, of aan de Societeit, of aan anderen, kan verkoopen, zoo dat hetgene men jaarlijks heeft betaald nooit geheel verloren is.
Van hier, dat allen, die van een Beroep, Ambt of Bediening bestaan, door eenige jaarlijksche afzondering, zich in staat bevinden, om voor het voortdurend bestaan hunner Huisgezinnen, na hunnen dood, te kunnen zorgen. Van hier, dat hij, die eene schuld heeft in te vorderen van personen, die, zonder vermogen, eene bepaalde kostwinning bezitten, waaruit hij jaarlijks iets ter afdoening ontvangt, door eene Levensverzekering zich dekken kan voor de schade, die hij bij vroegtijdi- | |
| |
gen dood van zijnen Debiteur zoude lijden. Van hier, dat Lijfrenteniers, door eene verzekering op het lijf of de lijven, in wier leven zij belang hebben, hunne Lijfrenten op eene voordeelige wijze in Losrenten kunnen doen veranderen; of dat Compagnons in een Huis van Negotie, door eene wederkeerige verzekering, hun beider aangebragt Kapitaal, bij den dood van een' hunner, in de affaire voor den langstlevenden kunnen behouden; of ook dat Echtgenooten, het zij aan den langstleven den van hun beiden, het zij aan hunne Kinderen na hun beider dood, een bepaald Kapitaal, of Inkomen, door eene Levensverzekering kunnen nalaten, enz.
Buiten deze voordeelen, hebben de Levensverzekeringen nog, in sommige omstandigheden, een bijzonder nut. Personen, die in een Ambt of Kostwinning treden, waartoe een dadelijk uitschot van Geld, om zoodanig bedrijf uit te oefenen, vereischt wordt, en zelven die som niet bezitten, trachten doorgaans dit Kapitaal van meervermogenden ter leen te bekomen. Doch de teruggave van dit geld is altoos bezwarend, als men van zijn inkomen leven moet; en wanneer de Geldgevers van de teruggave hunner uitgeleende penningen niet zeker zijn, is de uitleening op lossen grond moeijelijk bij hen te bekomen, daar de Debiteur kan komen te sterven, voor dat hij uit zijne jaarlijksche verdiensten zijne schuld heeft afgedaan. Maar door eene verzekering op het Leven van den Debiteur wordt deze zwarigheid volkomen uit den weg geruimd: de Geldgever is volmaakt zeker, dat hij, bij den dood van den Schuldenaar, zijn gedaan voorschot van de Societeit terug zal ontvangen: - de Debiteur behoeft ook alleen te zorgen voor de jaarlijksche betaling der Premie of toelage: is hij buitendien in staat de aflossing te doen, wordt de Police zijn eigendom, hij kan dezelve alsdan verkoopen aan de Societeit of aan anderen, of, zoo hij verkiest jaarlijks de premie te blijven betalen, de verzekerde som aan zijn Huisgezin boven zijne andere bezittingen nalten.
Die zich bij deze Societeit wil laten verzekeren, is gehouden voldoende bewijzen in te leveren van den ouderdom, de gezondheid en de omstandigheden van den persoon, op wiens Leven de Assurantie gedaan wordt. Deze geschiedt gewoonlijk voor één Jaar, en indien men verkiest, na dien tijd, de verzekering te laten voortloopen, is men verpligt, nieuwe bewijzen van gezond- | |
| |
heid over te leggen. - Om alle onaangenaamheden, hieruit ontstaande, te voorkomen, kan men zich voor een bepaald getal Jaren doen verzekeren, en vooraf de premie betalen, of voor eene vaste jaarlijksche premie gedurende die jaren accordeeren; men behoeft dan maar eens, bij den aanvang der verzekering, bewijs van gezondheid te geven. - De Assurantiën kunnen ook voor het geheele Leven, tegen betaling eener vaste jaarlijksche Premie, gesloten worden; en in dit geval wordt het gezondheidsbewijs maar eens, bij den aanvang der verzekering, gevorderd, en de Societeit is mitsdien gehouden, de risico altoos tegen de jaarlijksche betaling der eens vastgestelde Premie te blijven loopen, hoedanig de gezondheid van den verzekerden ook in 't vervolg zijn moge.
Tot hiertoe heeft men slechts van de eigenlijk gezegde Levensverzekeringen gesproken; doch dit is niet het eenige vak, waarin de Contracten, die men met de Societeit kan aangaan, algemeen nuttig kunnen wezen. Bij het aangaan van Huwelijken, vooral onder dezulken, die weinig vermogen bezitten, komt de gedachte aan de opvoeding van Kinderen, die uit zoodanige Huwelijken mogen voortspruiten, dikwijls in bedenking. Vooral is het denkbeeld van 't verlies van een Man of Vader, die eene Weduwe en Kinderen kan nalaten, hoogstbezwarende. Zich met weinig te moeten behelpen, is beklagelijk; maar van anderen te moeten afhangen, valt dubbeld zwaar; en als men, bij het aangaan van een Huwelijk, zoodanigen ongelukkigen staat van Vrouw of Kinderen kan voorkomen, is het van het grootste belang, die gelegenheid waar te nemen. - Men kan te dien einde, bij het aangaan van een Huwelijk, tegen betaling eener geringe contributie, bij deze Societeit de zekerheid verkrijgen, dat, indien men bij afsterven Kinderen mogt nalaten, elk van die kinderen, tot op een' bepaalden ouderdom, een jaarlijksch Inkomen zal genieten, waarvoor het eene goede opvoeding zal kunnen ontvangen, en tot een nuttig lid der Maatschappij gevormd worden. - Insgelijks kan men bij de Societeit, tegen betaling eener toelage, de zekerheid koopen van een bepaald Kapitaal, door haar aan alle kinderen, die men in huwelijk verwekken mogt, uit te keeren op zoodanigen leeftijd, als men vooraf bepaald zal hebben, ten einde aan die kinderen, op
| |
| |
eene onkostbare wijze, een Huwelijksgoed, of een kapitaal tot onderneming van een Beroep of Kostwinning, te schenken.
Eindelijk neemt ook de Societeit Gelden op Lijfrenten, en zulks op zeer verschillende wijzen, naar mate dat het belang van die genen, welke verkiezen mogten hunne fondsen bij haar te plaatsen, zulks medebrengt. Deze manier van Geldbelegging, welke genoeg hier te lande bekend is, is in 't bijzonder aan te prijzen voor hun, die een Kapitaal buiten bereik van alle nadeelige omstandigheden plaatsen, en daarvan, gedurende hun leven, eene behoorlijke Intrest willen trekken. - Buitendien kan het aankoopen van Lijfrenten bij deze Societeit ook in vele gevallen nuttig zijn. Erfgenamen van Boedels, met jaarlijksche Legaten en Uitkeeringen bezwaard, kunnen, wanneer zij die jaarlijksche giften bij de Societeit voor eene in eens te betalene som afkoopen, spoediger komen tot eene afrekening van zaken, waarvan men de vereffening, buiten zoodanige voorziening, nog vele jaren had moeten uitstellen. Wanneer men aan anderen eenige Giften, of een jaarlijksch Inkomen, wil toeleggen, geschiedt zulks gemakkelijk, door, voor de zoodanigen, bij deze Societeit eene Lijfrente aan te koopen; en zij, die, na hunnen dood, aan een of meerder personen een Pensioen of jaarlijksche Gift willen nalaten, kunnen, door bij deze Societeit dit Inkomen aan die begunstigden te laten verzekeren, hun oogmerk bereiken, zonder de afrekening hunner nalatenschap moeijelijk te maken, of hunne Erfgenamen of Kinderen met die uitkeeringen te bezwaren.
De Lijfrenten behoeven niet terstond in te gaan en jaarlijks betaald te worden, gelijk gewoonlijk geschiedt; men kan dezelven ook doen uitstellen zoo lang als men verkiest, en zij, wien het convenieert eenige jaren met de ontvangst hunner Renten te wachten, genieten daarna zoo veel te aanzienlijker uitkeeringen van de Societeit. Op deze wijze kan men voor een behoorlijk en onbezorgd bestaan in zijnen ouderdom zorgen, indien men van zijne jaarlijksche winsten een gedeelte afzondert, en hetzelve bij de Societeit belegt, om daarvan een jaarlijksch inkomen te trekken, wanneer men, door ouderdom of ongelukken, onderstand mogt noodig hebben. Om zoodanige oogmerken zoo veel mogelijk te
| |
| |
gemoet te komen, verbindt zich de Societeit, om, tegen eene geringe jaarlijksche toelage, aanzienlijke Inkomsten te verschaffen aan de zoodanigen, die, gedurende hunnen ouderdom, een gerust en onbezorgd leven willen leiden. Natuurlijk zijn deze inkomsten aanzienlijker, naar mate dat men jaarlijks meer van zijne verdiensten kan afzonderen, en op een' meer gevorderden leeftijd de vruchten zijner spaarzaamheid begint te plukken. Zoo kan een mensch van 20 jaren, die uit zijne verdiensten slechts dagelijks éénen stuiver bespaart, van zijn 55ste jaar af, een jaarlijksch Inkomen van 100 Gulden van deze Societeit trekken. Een mensch van 30 jaren geniet, door dezelfde oplage van éénen stuiver daags, een Inkomen van 100 Gulden, op zijn 60ste jaar te beginnen. Wil men nog 5 jaren later, of op zijn 65ste jaar, eerst beginnen te trekken, kan men jaarlijks eens zoo veel, of 200 Gulden, ontvangen.
Hiermede vermeent men, verschillende wijzigingen der werkzaamheden en nuttige uitvloeisels van de instelling der Hollandsche Societeit van Levensverzekeringen nader aan het Publiek aangeboden te hebben; terwijl het al te uitgebreid zijn zoude, alle derzelver strekkingen aan te toonen; ja zelfs wordt dit als onmogelijk beschouwd, daar de verschillende standen, waarin zich de Leden der Maatschappij bevinden, ook te veel verschillende wijzigingen vorderen, om alles te kunnen voordragen: genoeg, dat de Societeit zich altoos naar elks omstandigheden, zoo veel mogelijk, tracht te schikken. Indien de weldenkenden meer en meer worden aangemoedigd, zich de inrigting der Societeit naar hunne bijzondere belangen ten nutte te maken, dan zullen ongetwijfeld de gevolgen wederkeerig voordeelig zijn, en het Bestuur zal deszelfs zorgen niet alleen beloond zien door den bloei en voorspoed van het Etablissement zelve, maar tevens door de bewustheid van deze hoogst nuttige Inrigting het eerst in dit Koningrijk te hebben daargesteld op eene wijze, die geschikt is om er de meeste voordeelen van te trekken, en die bij onze Landgenooten te voren geheel onbekend was. |
|