Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1808
(1808)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBijzonderheden, rakende de huwelijken en huwelijksplegtigheden der Indianen.(Overgenomen uit Suite du Voyage aux Indes-Occidentales et à la Chine, fait par ordre de louis XVI, depuis 1774 jusqu' en 1781; par M. sonnerat.)
Het huwelijk is het belangrijkste bedrijf van het leven der Indianen. Zoo krachtig zijn zij overtuigd, het aanwezen tot geen ander oogmerk te hebben ontvangen dan om hun geslacht te vermenigvuldigen, dat zij de onvruchtbaarheid aanmerken als een vloek, of schandvlek. Van nieuws treden zij in den echt, tot dat zij kinderen, en vooral van het mannelijk geslacht, verwekt hebben; en indien hun dit niet gelukke, kiezen zij er een uit hunne naaste bloedverwanten, welk zij tot Zoon aannemen, om zich aldus van een wezen te voorzien, hetwelk bij hunne uitvaart de pligten eens Zoons kan vervullen. Even gelijk verscheiden Oostersche volken, overdrijven zij hunne kieschheid omtrent den maagdom. Zij treden in den echt met meisjes, eer zij nog huwbaar zijn, en versmaden de huwbaren, omdat zij geene volkomene zekerheid bezitten dat zij ongerept zijn. Maar, ingevolge van eene dier vreemde bijsterzinnigheden, tot welke het misbruik van een overdreven beginsel dikmaals vervoert, terwijl het de meisjes tot schande wordt gerekend, niet gehuwd te zijn, voordat zij in staat zijn om kinderen te baren, is het geene schande voor de mannen, te trouwen, nadat zij het vermogen om kinderen te verwekken verloren hebben. Niet | |
[pagina 465]
| |
vreemd is het, zeventigjarige grijsaards met kinderen van vier jaren in den echt te zien treden. De weduwen hertrouwen niet; hoewel nog maagd zijnde, die hare mannen verliezen, voordat zij aan de roeping der natuur hebben kunnen voldoen, veroordeelt haar het bijgeloof tot een altijddurenden echteloozen staat. De weduwenstaat wordt als een zeer groot ongeluk beschouwd, of liever als eene straffe, die alleen de vrouwen overkomt, die dezelve verdiend hebben door zonden, voor haar huwelijk gepleegd. Van hier dat iemand, welke eene weduw ter vrouwe nam, zou aangemerkt worden als zich verzettende tegen den loop der goddelijke regtvaardigheid, en zichzelven blootstellende aan de gramschap der goden. De huwelijken der Indianen zijn tweederlei: het eene algemeen, welk zij in Pariam noemen; en het andere in Cannigadanam. De Pariam is nagenoeg het zelfde als bij ons de verloving. Men geeft dien naam aan eene bepaalde somme van 21, of op zijn meest 31 ponnesGa naar voetnoot(*), welke de vader des bruidegoms aan den vader van het meisje geeft, eenige dagen voor het huwelijk, als den prijs van het meisje, welk hij voor zijnen zoon koopt. Bij het ter hand stellen van het geld zegt hij met luider stemme, in het bijzijn van een Bramin en de vergaderde bloedverwanten: Het goud is voor u, en het meisje is voor mij; de vader van het meisje antwoordt desgelijks hard op: Het goud is voor mij, en het meisje is voor u. Niets anders is derhalve de pariam, dan een koop, welken de man ten aanzien van zijne vrouw sluit. Somtijds vergeldt de vader van het meisje de pariam met edelgesteenten; doch hiertoe is hij niet verpligt. Bij haar overlijden, indien zij geene kinderen gehad hebbe, kan hij terugeischen hetgene hij haar heeft gegeven, en vooral de pariam, die haar eigendom is. Ook kan hij in de kosten der huwelijksstaatsie helpen dragen; doch hij is daartoe mede niet verpligt, komende dezelve voor rekening van de familie des bruidegoms. | |
[pagina 466]
| |
Zijne dochter uithuwen zonder de pariam te vorderen, draagt den naam van haar ten huwelijk te gegen in Canningadanam. Dit geschiedt, het zij door aan arme bramins eene toereikende somme te schenken tot de kosten van het huwelijk, het zij door zijne dochter ten huwelijk te geven aan een armen bloedverwant, welke, zonder die milddadigheid, niet in het huwelijk zoude kunnen treden. Nevens de gifte van het meisje voegt de vader doorgaans geschenken, bestaande in juweelen, geld of huizen; hij betaalt alle de bruiloftskosten, en stelt somtijds, bij manier van aanneming tot Zoon, zijnen schoonzoon aan tot medeersgenaam, doende hem even veel als zijnen zoon erven. Doch hij, die alle deze geschenken aanneemt, wordt gerekend alle de zonden zijns weldoeners te hebben overgenomen, die in dat geval zich als volkomene vergiffenis te hebben ontvangen aanmerkt, terwijl de beweldadigde dezelve op zijne beurt moet uitwisschen door goede werken en eene groote menigte godsdienstige plegtigheden. Deze bijzonderheid is oorzaak, dat deze soort van huwelijken zeer zeldzaam is; van hier ook, dat geene anderen dan volslagene behoeftigen en berooiden dusdanige huwelijken aangaan. In geen gewest der aarde geloof ik, dat de huwelijken met zoo veel pracht en staatsie als in Indie gevierd worden. Zie hier eenige der voornaamste plegtigheden. Wanneer een Indiaan op een meisje van zijne maagschap voor zijnen zoon zijn oog heeft laten vallen, zendt hij eenen vreemde om den vader van het meisje te polsen, ten einde te voorkomen, indien de jongeling niet behage, dat hij over een blaauwe scheen heeft te blozen. Indien de jongeling behage, bepalen de Panjangancarers, (eene soort van bramins) na voorafgaande berekeningen, den dag en het oogenblik, waarop de vader moet van huis gaan, om het meisje statelijk ten huwelijk te verzoeken. Voor het minst moet hij verzeld worden van eene getrouwde vrouw, eenigen zijner bloedverwanten en eenen bramin, in de kunst ervaren om voorteekens uit te leggen. Indien zij onder weg kwade ontmoetingen hebben, bij voorbeeld, van eenen oliekooper, die hen aanspreekt, van eenen hond, die zijne ooren schudt, van een raaf, die hun | |
[pagina 467]
| |
over het hoofd vliegt, en van zeer vele andere dingen, op welke de bramin naauwkeurig acht geeft, wordt het bezoek tot eenen anderen dag uitgesteld. Indien er geene verhinderingen in den weg komen, is het gebruikelijk, opdat de vader den schijn niet moge hebben van met zijne dochter verlegen te zijn, niet terstond zijne toestemming te geven. Hoewel hij den jongeling zeer wel kent, als zijnde altijd een zijner naastbestaande bloedverwanten, en het huwelijk met zijne belangen overeenstemt, antwoordt hij, dat hij den jongman moet zien, om te weten, of hij hem behage. Dat ander bezoek wordt insgelijks door de Panjangancarers bepaald, die insgelijks over weg op voorteekens acht geven. Zeer statelijk geschieden deze twee bezoeken; de plaats, alwaar zij worden ontvangen, wordt gereinigd en opgesierd; de bezoekers worden op betelGa naar voetnoot(*), arak en rozenwater onthaald. Deze bezoeken worden van maaltijden vervangen; de vader van het meisje onthaalt eerst dien des jongelings. De rijke Indianen doen elkander over en weder geschenken; vervolgens wordt er een dag tot de plegtigheid van de pariam bepaald. Dezen verschenen zijnde, vergaderen de genoodigde bloedverwanten en vrienden ten huize van des jongmans vader, en verzellen hem naar dien van het meisje, alwaar de plegtigheid moet gevierd worden. De vader des jongmans doet de geschenken, welke hij doen zal, achter zich dragen; zij liggen in rottingen - manden, met zeer kostbare doeken overdekt; deze manden, van eene bijzondere gedaante, potageons genaamd, dienen alleen bij begrafenissen en huwelijksplegtigheden. Ieder mand wordt door eenen man op het hoofd gedragen; deze dragers gaan achter elkander; hoe de stoet talrijker zij, hoe meer vereerende het voor den gever der geschenken is. De meeste manden zijn ledig; in de | |
[pagina 468]
| |
andere liggen kokosnoten, bananen, saffraan, arak, betel, coujoumon (geel poeder). en guindepode (grijs poeder.) In eene der manden ligt een zijden sluijer (eene soort van tabberd) voor het meisje bestemd. Indien de pariam in geld wordt gegeven, wordt dezelve in een der hoeken van den sluijer geknoopt; doch de rijke lieden geven, in plaats van geld, een juweel, welk op den sluijer ligt. Deze mand wordt in de volle vergadering geopend; een bramin zegt aan den vader van den jongman, dat hij aan den vader van het meisje de betel en de pariam moet geven. Deze neemt ze beiden aan, en biedt op zijne beurt betel. In het oogenblik als deze verwisseling van geschenken geschiedt, spreken de beide vaders zekere woorden, bij deze gelegenheid gebruikelijk. - Zoodanig is de plegtigheid van de pariam of de verloving. Hoewel het meisje geoordeeld wordt op den dag der pariam verkocht te zijn, kan, echter, het huwelijk verbroken worden; doch daartoe worden zeer gewigtige redenen vereischt. Niet dan nadat de taliGa naar voetnoot(*) is vastgemaakt, kan er geene echtscheiding meer plaats hebben. Wanneer de trouwdag bepaald is, begint men de cal te plantenGa naar voetnoot(†). Dit is het ware begin des huwelijks; het duurt twee, vijf, of ook wel een-en-dertig dagen, indien men eene groote vertooning wil maken. Wanneer de cal geplaatst wordt, komen alle de bloedverwanten en vrienden, zelfs die van een anderen stam zijn, den vader bezoeken; dit niet te doen, ware een teeken van vijandschap. De vriendinnen, een verhemelte boven haar hoofd hebbende, brengen de jonge lieden betel ten geschenke. Vervolgens wordt midden op het plein een steenen polkar (huwelijksgod) geplaatst. De bramins brengen hem een slagtoffer en offeranden van kokosnoten, bana- | |
[pagina 469]
| |
nen en betel, smeeken om zijne bescherming, en bidden hem om zijnen zegen over het aanstaande huwelijk. Daarna wordt de suertamon (een boom, aan het huwelijk geheiligd) geplant, en voorts daarop de cal in een der hoeken van het plein: de pendal wordt ook gebouwd; deze voltooid zijnde, wordt de pollear weggenomen. Onder deze pendal worden alle de huwelijksplegtigheden verrigt. Rijke lieden doen voor hunne deur een tweede prachtige pendal oprigten, even breed als de deur; de straat wordt versierd met geschilderde stukken lijnwaad, vertoonende de geschiedenis van Indiaansche godheden. Daarenboven wordt ook de pendal versierd met bladeren, takken van boomen en vruchten. Dagelijks komen er danseressen balletten uitvoeren en huwelijkszangen zingen. Ook worden de statelijke bezoeken onder deze pendal ontvangen. Een schrijver is er altijd bij de hand, om aanteekening van de geschenken der gelukwenschers te houden, ten einde aan dezelven geschenken van gelijke waarde te doen, in gevalle er bij hen een huwelijk voorvalt. Aan alle de bezoekers worden betel en rozenwater aangeboden. Gedurende de dagen, die het huwelijk onmiddellijk voorafgaan, wrijven de danseressen, in de binnenste pendal, 's morgens en 's avonds, al zingende en dansende, het verloofde paar met naleng (een kleine groene korrel.) Op den trouwdag gaan de bruidegom en bruid, aan een der twee einden der binnenste pendal, naast elkander zitten. Voor hen worden verscheiden aarden potten, met water gevuld, in de rondte geplaatst; twee van deze potten, grooter dan de andere, staan aan de zijde der aanstaande echtgenooten. In het midden van den kring ziet men eene verhevene plaats, van hout gemaakt. Op de potten liggen aarden deksels, voor dezen dag alleen bestemd. De overige ruimte wordt met eene menigte brandende lampen gevuld. De bramins doen gebeden, dat in de twee groote potten de groote god en de groote godin, welke zij aanbidden, dat wil zeggen, chiven en parvadi, of vichenou en latchimi, en in de andere kleiner potten de Deverkels, of ondergeschikte godheden, mogen nederdalen. De brandende lampen verbeelden aguini, den god des vuurs. Vervolgens doen zij de homan of offerande. Op den grond wordt een | |
[pagina 470]
| |
vuur ontstoken met de samitouGa naar voetnoot(*), en de bramin, onder het doen van gebeden in de samskritise taal, welke het volk, en dikmaals hij zelf ook niet verstaat, onderhoudt het vuur van de homan, door er boter in te gieten, en kleine stukjes hout in te werpen. De gebeden geëindigd zijnde, nadert hij den vader der bruid, en onderrigt hem met luider stemme, wat hij moet doen en zeggen. Dit onderrigt hebbende bekomen, legt de vader in de hand van zijne dochter betel, bananen en een gouden pagode. Vervolgens legt hij zijn dochters hand op die van zijnen schoonzoon. De moeder van het meisje, of hare plaatsvervangster, besproeit hunne handen met een weinig waters. Vervolgens spreekt de vader hardop, in tegenwoordigheid des gods, der godinne, en van alle de Deverkels, aguini tot getuige nemende: ‘Ik N.N. zoon van N.N. kleinzoon van N.N. geef mijne dochter N.N. aan u N.N. zoon van N.N. kleinzoon van N.N.’ Daarna vat de bramin de tali op, biedt dezelve aan de goden, aan de gehuwden, aan de vaders, aan de bijzijnde bramins, aan de bloedverwanten en de genoodigden; allen moeten daarop de hand leggen, en de bramin, terwijl hij dezelve aanbiedt, herhaalt, tot aan het afloopen dezer plegtigheid, in de samskritise taal, het volgende formulier: Danium, danum, pachoum, voyou poutré, labon; beteekenende: Zij zullen koorn, geld, koeijen en vele kinderen hebben. Wanneer de bramin de tali aan alle de aanwezigen heeft aangeboden, brengt hij die aan den bruidegom, die dezelve aan den hals der bruid hangt. En hiermede is zij zijne vrouw, en de huwelijksplegtigheid neemt een einde. Thans zweert de jonge man, voor het vuur en in tegenwoordigheid des bramins, voor zijne vrouw te zullen zorgen. Vervolgens vat hij haar bij den kleinen vinger van de regterhand; aldus loopen zij de gemelde verhevene plaats driemaal rond, bij welke een platte steen ligt, dienende om de inmengsels der Caris of ragouts fijn te wrijven. Bij dezen steen gekomen zijnde, vat de | |
[pagina 471]
| |
man een der voeten zijner vrouwe, en legt dien op den steen, om haar de verpligting te herinneren, die zij op zich heeft genomen, om voor de keuken te zorgen. Boven in de pendal is een gat, waardoor men den hemel ziet. Daar onder gekomen zijnde, zegt de bramin tot de jonge vrouw: Beschouw arindodyGa naar voetnoot(*), en volg haar voorbeeld! De vrouw heft hare oogen omhoog, en vervolgt hare wandeling. De drie rondwandelingen geëindigd zijnde, wordt er in groote schalen raauwe rijst aangebragt; de bramin neemt een weinig saffraan, en mengt die onder de rijst, onder het doen van eenige gebeden; daarop neemt hij twee grepen, welke hij op de schouders des jonggetrouwden strooit; dit doet hij ook omtrent de vrouw; alle de aanwezigen rijzen op, en verrigten dezelfde plegtigheid. Zoo veel is dit als de zegen, welken de bijzijnden aan het geslotene huwelijk geven. De vrouwen van den huize brengen melk met jagre gemengd, zijnde ruwe suiker van den palmboom, en bananen, welke zij de jonggehuwden aanbieden; deze moeten er iets van gebruiken. Het overige van den dag wordt in vermakelijkheden doorgebragt, en in den avond doet men de laatste openbare wandeling. In deze wandeling spreiden de Indianen de uiterste pracht ten toon. Zij leenen de olifanten, kameelen, paarden en palanquins van allen, die ze willen leenen; alle de muzikanten en danseressen van de stad doen zij dezelve bijwonen; in één woord, niets verzuimen zij, hetgene tot den luister dier wandelingen en van het huwelijk iets kan bijdragen. Deze soort van zegepralenden optogt dient om den bruidegom naar het huis der bruid te geleiden. Bij de deur gekomen, trekt men hem den lonk af. Deze nieuwe en geheimzinnige plegtigheid heeft ten oogmerke, de betooveringen en alle de heillooze invloeden, aan welke de jonggetrouwden blootstaan, te weren. Het lonk-aftrekken geschiedt gemeenlijk door het driemaal doen voorbijgaan langs het gelaat der jonggetrouwden van een schotel, gevuld met rood gemaakt water, ten dien einde toebereid, waarna dit water op den grond wordt geworpen. Oude vrouwen alleen worden tot die plegtigheid gebruikt: want de jon- | |
[pagina 472]
| |
gere worden mistrouwd, en de betoovering zoude er misschien door toenemen. Indien dit eerste middel niet toereikende is, wordt voor het oog der jonggehuwden een stuk linnen in tweeën gescheurd, en de stukken naar twee tegengestelde zijden gesmeten; ook gebeurt het, dat men, zonder het linnen te verscheuren, zich vergenoegt met het driemaal voorbij het gelaat der jonge lieden te doen zwieren; waarna het, als met het vergif des nijds bezwangerd, wordt weggeworpen. Eene derde wijze, om den lonk af te trekken, geschiedt door aan het hoofd der jonggehuwden zekere geheimzinnige veelvermogende kringen te hechten. Dit is het kort begrip der plegtigheden, die bij de huwelijken der Indianen worden in acht genomen. Zij zijn zoo menigvuldig, langwijlig en kostbaar, dat er dikmaals familien door ten gronde gaan. Volgens den Heer sonnerat mogen de kosten van sommige huwelijken op honderdduizend pagoden, of 400,000 guldens, begroot worden. Minder zal men zich hierover verwonderen, wanneer men weet, dat de bramins van twintig mijlen in het rond tot deze huwelijksfeesten komen zamenscholen; dat zij somtijds een getal van vijfduizend uitmaken, die, zoo lang de huwelijksplegtigheden duren, van kost en drank moeten verzorgd worden, en dat men aan elk hunner een nieuw kleed moet geven. |
|