| |
Karakters van eenige vermaarde Pruissische veldoversten en staatsdienaren.
(Vervolg en slot van bl. 380.)
De Graaf van kalkreuth, Generaal onder de Ruiterij, is geen man van vernuft, gelijk sommige Schrijvers beweerd hebben; doch het kan niet ontkend worden, dat hij met een zeer verlicht verstand begaafd is. Gedurende den zevenjarigen oorlog was de Graaf van kalkreuth Adjudant-Generaal van Prins hendrik van pruissen. Hij was in de gelegenheid van te bewerkstelligen, hetgenen, volgens tacitus, de voornaamste pligt der aloude Germanen was. Principem defendere, tueri, sua quoque fortia facta gloriae ejus assignare. ‘Den Vorst te verdedigen en te beschermen, en ook zijne eigen dappere daden aan diens roem toe teschrijven.’ Indien Prins hendrik van den Koning, zijnen Broeder, de vereerende getuigenis ontving, in het bevel over de legers nooit eenen misslag te hebben begaan, daalt deze onwaardeerbare lof gedeeltelijk op den Graaf van kalkreuth neder, die, in de neteligste oogenblikken, den Prins geleid had.
Deze Generaal was, in den jare 1792, een der grootste tegenstanders van den oorlog met Frankrijk, en een der eersten, die den Vrede van Bazel goedkeurde. Hij behoorde tot de zulken, die zich met de meeste kracht verzetteden tegen eene krijgsonderneming, in welke het Kabinet van Londen dat van Berlijn, in den jare 1794, zocht mede te slepen; het was het zenden van een leger naar Holland, om den Hertog van york hetzelve tegen het Fransche leger te helpen verdedigen.
Zoude men kunnen gelooven, dat, na den Vrede
| |
| |
gewild te hebben met de Fransche republiek, de Graaf van kalkreuth den Oorlog wilde met de Fransche monarchie? Dit, echter, wordt hem te last gelegd, en hetwelk, in schijn tegenstrijdig, kan verklaard worden door de bijkans onweerstaanbare besmetting van dien geest van zinsverbijsteringe, die thans over alle hoofden waaide.
De Graaf van kalkreuth voerde het bevel over het Corps de Reserve, hetwelk in den slag van Jena niet werd aangevoerd. De verdediging van Dantzig werd hem opgedragen. Ondanks zijnen tweeënzeventigjarigen ouderdom, heeft hij in dien moeijelijken post zich zoo wél gekweten, dat de Franschen, bevoegde regters over krijgsmoed, hem de getuigenis hebben gegeven van eene uitmuntende verdediging; zij hebben er, zonder eenige omwegen, nevens gevoegd, dat zij van alle de Pruissische Generaals, welke zij hebben leeren kennen, voor den Graaf van kalkreuth de meeste achting hebben. In naam des Konings van Pruissen heeft hij den Vrede van Tilsit geteekend.
Christiaan hendrik karel, Graaf van Haugwitz, Kabinets-Minister, scheen in 't eerst naar geen anderen roem in de wereld te streven, dan dien van een vernuft van den eersten rang, zich verliezende in de gewesten der hooge dichtkunde en eener denkbeeldige wereld. Nog hooger steeg hij door zijne briefwisseling met lavater, die zich ten zijnen voordeele liet voorinnemen door eene treffende gelijkheid, welke hij tusschen zijn hoofd en dat eens christus-beelds opmerkte. De Theosophie en de Tooverkunde bragten den jongen Graaf in verkeering met frederik willem den II. Zeer onzeker is het, of deze Koning aan die verborgene wetenschappen geloofde, dan of hij er zich slechts mede vermaakte. De Graaf van haugwitz werd als Minister Plenipotentiaris naar Weenen gezonden. De Fransche Omwenteling had reeds zeer ingewikkelde staatkundige verbindtenissen doen ontstaan. Zoo zeer voldeed de Graaf aan zijnen Vorst, dat hij hem opontbood, om het bewind van de buitenlandsche zaken in zijne handen te stellen. Ondanks deze vereerende getuigenissen, wil, echter, onze Karakterschetser volstrekt geene wezenlijke talenten in den Heere van haugwitz erkennen, en beweert, dat hij zijne gunst alleen had te danken aan de
| |
| |
begunstigde Matres, de Gravin van lichtenau, die hem tot hare gemeenzaamste verkeering toeliet. De dood van frederik willem den II maakte geene verandering in des Graven geluk; de nieuwe Souverein liet hem in het bewind. Dit zoude geen ongunstig vermoeden omtrent zijne verdienste kunnen doen opvatten; anderen, echter, beschouwen dit als een gevolg zijner intrigues. Men wil, dat de Graaf van haugwitz het plan in het hoofd had van eene Coalitie met Oostenrijk, vóór den slag van Marengo.
In den jare 1804 verzocht deze Staatsdienaar zijn ontslag; men verzekert, dat het niet uit eigen beweging geschiedde, maar dat zulks het werk van den Kabinetsraad lombard was, die hem deed vervangen door den Baron van hardenberg, zoo treurig vermaard om zijnen woedenden haat tegen Frankrijk. Nogtans werd de Heer van haugwitz terug geroepen in den jare 1805, en aan den Keizer napoleon in Moravie gezonden. Duizend verhalen verzekeren, dat de Pruissische Staatsdienaar, de tijding van den slag bij Austerlitz hoorende, uitriep: ‘God dank! wij hebben overwonnen!’ Deze uitroeping alleen openbaarde de geheele staatkunde van het Kabinet van Berlijn. De Heer van haugwitz sloot thans het verdrag van Weenen, en kort daarop een ander, over hetwelk hij in eigen persoon te Parijs in onderhandeling trad. Het oogenhlik der hoofdkrisis verscheen. De Graaf van haugwitz wordt wel niet beschuldigd, den oorlog tegen Frankrijk gewild te hebben, maar dien niet te hebben kunnen beletten. De Graaf volgde den Koning naar het leger; na den slag van Jena in ongenade vervallen, heeft hij zich naar zijn landgoed Krappitz, in Silesie, begeven, alwaar men zegt dat hij blind is geworden.
Karel augustus, Baron van Hardenberg, Kabinets-Minister. In Hanover geboren, was hij genoodzaakt, zijn Vaderland te verlaten, in gevolge van een geschil, welk hij met een Engelsch' Prins had, die bij zijne vrouw zijn hof maakte. De Hertog van brunswijk ontving hem minzaam, en prees hem aan bij Koning frederik willem den II, die hem aanstelde tot Directeur van de Prinsdommen Anspach en Bareuth. Hij was het, die, na den dood van den Grave van golz, de onderhandelingen met Frankrijk voortzette, en dezelve
| |
| |
ten einde bragt door den Vrede van Bazel, in den jare 1795. Het blijkt niet, dat hij bij deze gelegenheid de achting van het Fransche Gouvernement heeft gewonnen, hetwelk, sedert dien tijd, zijne eerlijkheid steeds gewantrouwd heeft; een vermoeden, door geheel Europa aangenomen en bevestigd.
Toen evenwel, in den jare 1804, de Graaf van haugwitz zich naar zijne landgoederen begaf, meende men dat hij niet beter dan door den Heer van hardenberg kon vervangen worden. Een geboren Hanoveraan zijnde, en diensvolgens een onderdaan des Konings van Engeland, scheen hij, in alle omstandigheden, zich in gemoede verpligt te rekenen tot eene blinde verknochtheid aan de belangen van het Britsche Gouvernement. Lieden, die voor wel onderrigt worden gehouden, hebben verzekerd, dat deze gemoedelijkheid nog versterkt werd door een pensioen, welk de Heer pitt aan den Pruissischen Staatsdienaar naauwkeurig deed betalen. Derhalve vertoonde hij de houding niet van frederik willem te dienen, dan om george den III dies te beter te kunnen dienen, aan wien hij Pruissen heeft verkocht, zoo als hij hem geheel Europa zoude hebben willen verkoopen.
De overwinning van Austerlitz alle de plannen, tegen Frankrijk door den Heer van hardenberg beraamd, hebbende overhoop geworpen, moest hij de schande ondergaan van zijne verdediging in uitvlugten te zoeken, die de bogtige staatkunde van een Kabinet, hetwelk door den loop der voorvallende zaken gezwenkt en gezwaaid werd, in vollen dag plaatsten. De ophelderende aanteekeningen van het Fransche officieele dagblad ontmaskerden eindelijk volkomen den Baron van hardenberg. Hij vertoonde den schijn van af te zien van het bewind der zaken in den zomer des jaars 1805, om alle de listen en lagen, welke hij bestuurde, te beter te kunnen nagaan. Van nieuws verscheen hij, nadat de Heer van haugwitz in ongenade was vervallen, en wijdde zich onbeteugeld en schaamteloos toe aan al wat het Britsche Ministerie van hem vorderde, tot dat de slag van Friedland en de Vrede van Tilsit hem in het niets deden terugkeeren, waaruit het te wenschen ware, tot heil van het menschdom, dat dit wezen, door zijne tijdgenooten de Geest des Kwaads gebijnaamd, nooit ware voortgekomen.
| |
| |
De Kabinets-Raad lombard; een der hatelijkste karakters, in deze Galerij opgehangen. De laagheid zijner geboorte en de beuzelachtigheid van zijnen smaak zijn de minst zware verwijten, hem gedaan. Door frederik den grooten uit het Kollegie verwijderd, scheen hij, onder diens opvolger, naar geen hooger roem te streven, dan om in Fransche verzen wel te vertalen. Hij heeft eene vertaling gegeven van het vierde boek der Eneide, en van eenige brokken van ossian. In 1800 werd hij Kabinets-Raad. In Pruissen is, of was, die post van oneindig meer belangs dan men denkt. Deze Raden bereidden of bekibbelden, zoo als het uitviel, den arbeid van den Minister der buitenlandsche zaken. De Heer lombard wordt beschuldigd, niet alles gedaan te hebben wat hij konde, om zich tegen de dolle ontwerpen van den Baron van hardenberg te verzetten. Tot straffe van deze zwakheid werd hem opgedragen, van wijd en zijd de spreekwijzen op te zamelen, waaruit hij het beruchte Manifest tegen Frankrijk vervaardigde: een stuk, welk niet vroeger dan te gelijk met de tijding van den slag van Jena in alle de hoofdsteden van Europa kwam. Anderen schrijven dit Manisest toe aan een ellendigen Schrijver, gens genaamd.
Hoe het zij, de Raad lombard, na de nederlaag van het leger door Stettin trekkende, werd op last der Koninginne gevangen genomen, als een snood misdadige, nadat het graauw hem met modder had bevuild. De Koning deed hem in vrijheid stellen. Niet anders is thans de Heer lombard bekend, dan als aanblijvende Geheimschrijver der Akademie van Berlijn. Men zegt, dat hij een Fransch Treurspel onder handen heeft. |
|