Merkwaardig voorbeeld van het instinct der dieren.
De klasse der viervoetige dieten levert dikmaals voor de waarnemers bewijzen op van een zonderling instinct, die ons moeten overtuigen, dat zij niet altijd werktuigelijk handelen. Indien men niet zoo gunstig over de Vogelen denke, de reden daarvan is ongetwijfeld, omdat hunne bewerktuiging en levenswijze hen bestendig verre van ons verwijderd houdende, het onmogelijk is, hen op den duur gade te slaan.
Intusschen zal de volgende daadzaak, waarvan wij eenen ooggetuige tot waarborg hebben, bewijzen, dat zij niet van het instinct ontbloot zijn, hetwelk wij in de andere dieren bewonderen.
In de Menagerie van den Kruidtuin te Parijs leeft thans een groote Vogel, door de Natuurkundigen Bengaalsche Ooijevaar geheeten, doch aan de kust van Afrika bij den naam van Marabou bekend. Zijn bek is groot, zeer lang en loopt spits toe; wanneer hij zijnen hals uitgestrekt houdt, bereikt zijn hoofd de hoogte van dat van een mensch. Deze Vogel is uit Senegal medegebragt door den Heer valantin, die, op de reis, met alle mogelijke zorgvuldigheid, om hem in het leven te behouden, hem heeft opgepast; een ander persoon heeft hem aan het Museum van Natuurlijke Historie gegeven. De Heer valantin verlangde, bij zijne komst te Parijs, zijnen Marabou weder te zien, welken hij in geene twee jaren gezien had. Ten dien einde begaf hij zich, voor weinige weken, naar de Menagerie. Daar binnen komende, vond hij den Vogel van aanschouwers omringd, die zich evenwel op eenen afstand hielden, als zijnde het gevaarlijk nabij hem te komen, waarvan verscheiden voorbeelden voorhanden zijn. Hoe groot was dan de verbaasdheid van alle de aanwezigen, toen zij den Heer valantin in het hok zelf van den Vogel zagen treden! Terwijl allen zijne onbezonnenheid wraakten, waren zij beducht, dat hij door de verschrikkelijke slagen met zijnen bek zou gegriefd worden. Niets van dat alles: de Vogel laat toe, dat de Heer valantin hem nadert, streelt en omhelst; hij herkent de stemme, die hem vleit, door eene taal der vriendschap en zachtzinnigheid.
Merkwaardig en bijkans aandoenlijk was het schouwspel van dit zwaarlijvig tweevoetig schepsel, nu eens in de armen van zijnen ouden meester, en diepe zuchten lozende, dan wederom zich zachtjes losmakende, rondom hem draaijende, terwijl hij nederig het hoofd boog, en het vervolgens op zijnen tug nederleide, onder het doen hooren van een klagend geklok,