| |
| |
| |
Karakters van eenige vermaarde Pruissische veldoversten en staatsdienaren.
(Galerie des Caracteres Prussiens.)
Karel willem ferdinand, Hertog van Brunswijk Wolfenbuttel, Veld-Maarschalk in Pruissischen dienst, die, gedurende eene halve eeuw, voor een' der grootste Krijgsoversten werd gehouden, die nog minder wedersprokene talenten voor het Landbestuur heeft doen schitteren; die zelfde Hertog van brunswijk is, in gevorderden ouderdom, van het top van grootheid en voorspoed in de laagte gestort, en is alleen door een pijnlijken dood het besluit ontkomen, hetwelk aan zijn staatkundig bestaan een einde maakte.
Van zijne jeugd af aan onderscheidde zich deze Prins van zijne broeders door de ernsthaftigheid van zijn karakter. De zevenjarige Oorlog, welken hij onder zijnen Oom, den Hertog ferdinand, bijwoonde, gaf hem gelegenheid om zich door zijne werkzaamheid en vernuft, meer dan door wezenlijken voorspoed, te doen kennen. De groote frederik, zijne pogingen toejuichende, gaf hem den bijnaam van den jongen Held: een titel, welken hij hem zelfs in zijne schriften gaf, zonder, misschien, te bedenken, dat hij zijnen geliefden Neve daardoor een zwaren last opleide.
Niet vroeger dan in den jare 1780 volgde de Hertog van brunswijk zijnen Vader op, toen hij reeds vijfen-veertig jaren oud was. Hij vond zijn niet zeer uitgestrekt land met schulden beladen, en ving aan met dezelve af te doen met een beleid, welk aan het wonderdadige grensde. Aan de zorge voor het inwendig bestuur van zijn Hertogdom werd hij niet onttrokken, dan door den onbezonnenen, en gevolgelijk niet zeer roemrijken, togt naar Holland, in den jare 1787, door Pruissen ondernomen, om den Stadhouder in deszelfs overweldigd gezag te herstellen.
Wij komen nu tot den beruchten Veldtogt tegen Frankrijk, in den jare 1792; en dit herinnert ons het zoo onstaatkundig en buitensporig Manifest, welk de hoofdstad van Frankrijk met het lot van Jeruzalem bedreig- | |
| |
de. Van te veel belang was het, den steller van dit stuk, de diplomatie der Cannibalen waardig, te kennen, dan dat men het geheim niet zoude trachten te doorgronden, waarin hij het ongetwijfeld had zoeken te verbergen. Zie hier, wat er van uitlekte: De Graaf van schulenburg-kehnert was aan het hoofd van het Departement van buitenlandsche zaken. Hij gaf last aan een' Gezantschapsraad, renffner genaamd, om het Manifest te stellen. Renffner, van een zwaarmoedig gestel, aangezet door de nadeelen, welke zijne Vrouw te Straatsburg, daar zij geboren was, had geleden, nam gretig deze gelegenheid waar, om zijn hof bij den Staatsdienaar te maken, en zijn bijzonder misnoegen bot te vieren. Het eenige gegrond verwijt, welk den Hertoge van brunswijk kan gedaan worden, was, dat hij de toestemming gaf, dat dit hem onteerende Manifest op zijnen naam werd in het licht gegeven. Doch deze Prins, onversaagd in het slagveld, was een zwak hoveling in de raadsvergaderingen. Weggesleept door de vooroordeelen, welke de rampen der Fransche wapenen, gedurende den zevenjarigen oorlog, hadden doen ontstaan tegen derzelver krijgstucht, en zelfs tegen hunne dapperheid, bragt zich, daarenboven, de Hertog van brunswijk in het hoofd, dat men alles konde zeggen tegen een Volk, welk men ging te onderbrengen. De Pruissen vertoonden zich niet dan om regtsom - keer te spelen. Voor het overige zoude het niet billijker zijn, de schande van dezen Veldtogt, tegen alle de regels der krijgskunst ondernomen, op den Hertog van brunswijk te laden, dan de eer daarvan te
geven aan den overlooper dumouriez, die geene andere verdienste had, dan de dingen hunnen natuurlijken gang te laten gaan.
Het zijn deze zelfde ongegronde vooringenomenheden tegen de Franschen, de zelfde honende waan van de Pruissische onverwinnelijkheid, die ter verklaringe dienen van den vreemden eisch, door den Hertog van brunswijk aan de overwinnaars van Ulm en Austerlitz gedaan, om binnen acht dagen over den Rhijn te trekken. Meer was er niet noodig, om hem zijnen krijgsroem, zijne staten en zijn leven te doen verliezen. Zijne hooge jaren, dit lijdt geenen twijfel, hadden zijne verstandelijke vermogens verzwakt, en de weinige moed, die hem nog was bijgebleven, verdween, toen hij eindelijk aan zich- | |
| |
zelven moest bekennen, dat hij niet meer gelijk stond, niet met den buitengewonen man, bij welken niemand kan vergeleken worden, maar zelfs met die menigte Fransche Generaals, door vijftien jaren vechtens gevormd. De Hertog van brunswijk overleed in het een-en-zeventigste jaar zijns levens.
De Luitenant-Generaal ruchel. - Bij het openen van den Veldtogt droeg deze Generaal, in de Fransche papieren, den naam van Don-Quichotte van het Pruissische leger; na het sluiten van den Vrede gaf men hem de bijnamen van snoever, gek en ondankbare.
Ruchel, in den jare 1754 in Pommeren geboren, werd te Berlijn in de Kadettenschool opgevoed. Zijne verregaande vrijmoedigheid werd al vroeg aangemerkt als een kenmerk van vernuft, hetwelk zijne eigen waarde gevoelt, en hij werd spoedig bevorderd. Met eenigen roem diende hij in den Veldtogt van 1792 en de volgende. Frederik willem de II overlaadde hem met weldaden; ruchel deed zich voor, als beschouwde hij dezelve als den eenigen maatstok van zijne verdienste; in trotsheid en vermetelheid sloeg hij tot het belagchelijke over. In tegenwoordigheid van getuigen durfde hij zeggen, ‘dat hij met een leger van veertigduizend man zich meester van Frankrijk zou kunnen maken.’ Nog beter zal een ander gesprek het verstand van den Generaal ruchel doen kennen. De Kolonel massenbach sprak met verwondering, in zijne tegenwoordigheid, over het vernuft van den Keizer der Franschen. Ruchel verliest zijn geduld, en zegt: ‘Loop loop, mijn Vriend! gij weet niet wat gij zegt. Ik was Generaal-Majoor en Ridder van den Rooden Adelaar, toen napoleon niets meer was dan Kapitein van de Artillerie.’
Met een zoo bekrompen verstand bedeeld, was het wel te verwachten, dat ruchel den oorlog met Frankrijk begeerde. Hij meende, dat de tijd daartoe was verschenen, ten tijde der vertoogen, welke Pruissen gedurende de verovering van Oostenrijk deed; doch de overwinning van Austerlitz het Kabinet van Berlijn hebbende doen bekoelen, en tot het intrekken der troepen besluiten, werd ruchel dermate verwoed, zich de overwinning uit de handen ziende rukken, dat hij de stoutheid had, den Koning zelven van deze verandering re- | |
| |
kenschap te gaan afvragen. Hevig misnoegd over die onbeschaamdheid, vraagde hem de Monarch, sints wanneer het Leger zich bemoeide met het tegengaan van de werkzaamheden van het Kabinet? en vertrok, na hem sterk bestraft te hebben.
Eindelijk werden de uitzinnige wenschen van den Generaal ruchel vervuld; het Pruissische leger trok te velde. Ruchel liet van zich gaan, den linker vleugel der Franschen te zullen doen wijken en over den Rhijn trekken, en het tooneel des oorlogs in Frankrijk zelf overbrengen. De slag van Jena werd geleverd: deze man, die alles moest nedervellen, begaat den eenen misslag op den anderen, wordt door een kogel getroffen, en minzaam behandeld door die zelfde Franschen, welke hij met scheldnamen en kwade behandelingen aanviel, toen het lot der wapenen naderhand eenigen hunner in handen der Pruissen deed vallen. De Generaal ruchel is afgedankt; hij woont op zijne landgoederen in Pommeren.
De Luitenant-Generaal blucher. - Hij was een der driftigste bevorderaren van den oorlog met Frankrijk. De redevoeringen, welke hij te Munster op de markt deed, heeft men nog niet vergeten.
In den zevenjarigen oorlog als Vaandrig in een Zweedsch regiment dienende, werd hij door de Pruissen gevangen genomen, en ging straks in hunnen dienst over. Na het sluiten van den Vrede werd hij een slaaf van het spel, en nam zijn afscheid, omdat, zoo als hij zeide, frederik de groote hem verongelijkt had. Eerst onder frederik willem den II nam hij wederom dienst, en onderscheidde zich eenigzins in de beide Veldtogten aan den Rhijn. Zijne vrienden durfden hem met ziethen vergelijken, dien beroemden Generaal der Hussaren onder den grooten frederik; doch niets is onvoegzamer dan deze vergelijking. Ziethen bezat zoo veel oordeel als moed; hij wist een plan te beramen; terwijl de Generaal blucher door de kundigste krijgslieden nimmer anders dan als een goed uitvoerder zal beschouwd worden.
Hij was het, die, in den slag van Jena, het oogenblik van het gevecht verhaastte. Na de nederlaag van het Pruissische leger verzamelde hij eene bende van ruim twintigduizend man, met welke hij den Oder trachtte te bereiken; doch door de krijgsbewegingen der Franschen
| |
| |
voorkomen, toog hij op de vlugt, zonder plan of oogmerk, eenen weg inslaande, die hem nergens dan bij de zee konde brengen. Velen beschuldigen hem, den Prins van hohenlohe genoodzaakt te hebben bij Prentzlow te kapituleren. Deze Prins, gebrek hebbende aan ruiterij en krijgsbehoeften, beval den Generaal blucher, deszelfs manschap met de zijne te vereenigen; blucher weigerde zulks, onder voorwendsel dat een marsch in den nacht nog meer was te vreezen dan de Franschen. De Pruissische Generaals zijn het daaromtrent niet eens; doch blucher staat ten doel aan een veel zwaarder verwijt; het wordt hem dagelijks gedaan door alle de inwoners van verscheiden provincien, en met name door die van de ongelukkige stad Lubek, welke hij in de rampen van eenen oorlog betrok, door Pruissen berokkend, en met welken diensvolgens die gewesten niets te doen hadden. Deze beschuldiging van ongetergde onmenschelijkheid is onlangs herhaald in een veel gelezen Journaal; dezelve heeft een zoo algemeenen indruk gemaakt, dat blucher gemeend heeft, langs den zelfden weg daarop te moeten antwoorden. Maar wat zegt hij? Hij beroemt zich, het Meklenburgsche, zijn Vaderland, te hebben opgeofferd, en voegt er nevens, dat geenerlei bedenking van medelijden hem zoude hebben tot staan gebragt, indien hij nog verder had kunnen gaan, omdat, ‘indien men hem had gehoorzaamd, hij de Franschen zoude belet hebben over den Oder te trekken, en Silesie te veroveren.’ In dit antwoord heeft men de zelfde trekken ontmoet, als in hetgene hij op het Fransche bulletin gaf, welk zijne overgave aankondigde. Hij gaf voor, door eene driedubbele magt te zijn vervolgd, gebrek te hebben gehad aan levensmiddelen, enz. Men bewees hem,
dat hij zich aan een even talrijk corps troepen had overgegeven; en wat de levensmiddelen aangaat, de Franschen na hem in landen zijnde gekomen, welke hij had uitgeplonderd, ongetwijfeld minder dan hij hadden moeten vinden. Hij werd uitgewisseld tegen den Generaal victor, en was in Zweedschen dienst getreden, toen de Vrede van Tilsit hem tot werkeloosheid veroordeelde.
Frederik lodewijk, Prins van Hohenlohe-Ingelfingen, was niet meer dan Kapitein bij de Kreitstroepen
| |
| |
ten tijde van den zevenjarigen oorlog. Hij trok opmerking als een schoon man en een goed ruiter. Bij den Vrede trad hij in Pruissischen dienst, met rang van Majoor. In groot aanzien was hij aan het hof van frederik willem den II, en men verzekert, dat het inzonderheid op zijnen raad was, dat de Monarch, in den jare 1792, tot den Veldtogt naar Frankrijk besloot. Ook wordt hohenlohe onder de bevorderaren van den jongsten oorlog genoemd. Toen dezelve op het punt stond van uit te breken, vraagde men hem, wat hij er van verwachtte? ‘Wij zullen Mentz innemen,’ was zijn antwoord.
De bende, of liever het leger, waarover hij het bevel voerde, werd het eerst geslagen bij Saalfeld. De wijze krijgsbewegingen van Keizer napoleon vernietigden alle zamenwerking van 's Prinsen leger met dat des Konings: gezamenlijk werden zij geslagen op den veertienden October, doch, om zoo te spreken, bij gedeelten: dit is de reden, dat de Pruissen van dit vermaard gevecht twee Veldslagen maken, dien van Jena en van Auerstadt. De Prins van hohenlohe, de vlugt nemende om Stettin te bereiken, werd door de Franschen bij Prentzlow achterhaald, en genoodzaakt, met zestienduizend man de wapens neder te leggen. Hij beschuldigde den Generaal blucher, dat hij hem niet was te hulp gekomen.
Fransche officiers verhalen, dat de Prins van hohenlohe, in den zomer des jaars 1806, kort voor den Pruissischen Veldtogt, met hun over de krijgskunst pratende, tot hen zeide: ‘Ongetwijfeld zijt gij zeer dappere lieden; maar gij weet u niet in acht te nemen. Indien ik immer tegen u den krijg voere, zal ik u bij divisien opligten.’ Zoodanig was in het algemeen de blinde vermetelheid der Pruissische officieren van allerlei rang; de bekwaamsten waren naauwelijks in staat om onderscheid te maken tusschen de Parade en den Oorlog.
(De overige Karakters in het volgende Stuk.) |
|