Hendrik de vierde en madame De Guercheville.
Hendrik de IV, Koning van Frankrijk, wiens zwak voor de schoone kunne bekend is, blaakte in heftige liefde tot Madame de guercheville, eene beroemde zedige Schoonheid. Zij sloeg alle zijne aanzoeken bestendig af; en nogtans, zoo veel krachts heeft de deugd op zielen, niet geheel aan de ondeugd overgegeven, dat hij haar tot Hofdame zijner nieuwe Koninginne benoemde.
Koning hendrik, kort daarna in de nabuurschap van haar Kasteel jagende, liet haar weten, dat hij 's avonds bij haar zou komen eten en zijn nachtverblijf ten haren huize nemen. - Zij deed hem ten antwoord toekomen, dat zij alle mogelijke zorge zou dragen voor het wel ontvangen en onthalen zijner Majesteit.
Hendrik de IV, wel voldaan over dit antwoord, kwam met den avond te Roche Guion; hij vond Madame de guercheville, schoon als een Engel, zeer bevallig gekleed, hem opwachtende beneden aan den trap des Kasteels, omringd door alle hare bedienden. Zij nam de kaars uit de handen van een derzelven, en geleidde den Vorst naar de fraaiste kamer van haar huis. Na eenigen tijd in een heusch en vriendelijk onderhoud met hem doorgebragt te hebben, ging zij heen. De Koning veronderstelde, dat zij op 't een of ander de noodige bevelen was gaan geven.
Kort daarop werd de avondmaaltijd opgedischt; maar zij verscheen niet aan tafel. De Koning zond iemand tot haar af. Hij kreeg de boodschap, dat Madame zoo even in de koets gegaan en weggereden was. Dit vernemende, liet de Koning haar achterop rijden, om de reden te vernemen, dat zij het Kasteel verlaten had.
De bode kwam terug met het antwoord: ‘Een Koning behoort overal, waar hij is, meester te wezen; ik voor mij wensch altoos vrij te zijn, waar ik ben.’ - Koning hendrik rees 's anderen daags 's morgens vroeg op, en begaf zich naar Parijs, wel teleurgesteld, maar echter over de wijze der teleurstellinge voldaan.