mij, dit weet ik, wanneer ik op mijne jaren zie, voor mij is de verhuizing uit dit leven, de dood, kort op handen; ik zal gewisselijk binnen weinig tijds mijne oogen reeds opgeslagen hebben in de onzienlijke wereld. De stille zucht zijnes harte, het vurig verlangen zijner ziele is ook in den stond zijner godsdienstige afzondering en ernstige bepeinzing derwaarts uitgestrekt: troostrijk en krachtig verheugend is voor hem de verwachting, dat hij aldaar zamenwonen zal met zijne vrome voorzaten en waarde nakomelingen.
De Man in jaren grijs geworden, indien hij zich in het godsdienstig geloof vroegtijdig gesterkt, de godvrucht zich hebbelijk gemaakt en grooten wasdom daarin bekomen heeft, ziet den plegtigen dag van zijne eigene uitvaart onbeschroomd, ja blijmoedig te gemoet; hij heeft zich tot dezelve zoodanig voorbereid, dat hij, de beurte des stervens aan hem gekomen zijnde, zijne oogen voor al dit zigtbare gerustelijk toesluit, en zijnen geest vol vertrouwen beveelt aan God, zijnen Schepper, en Jezus, zijnen Zaligmaker. Ik weet, zal hij met eene hoorbare stemme zeggen, of, wanneer dit vermogen hem reeds ontvallen is, inwendig zich met blijdschap en verrukking herinneren; ik weet, in wien ik geloofd hebbe, en ben verzekerd, dat Hij magtig is, het mij toegelegde pand in veiligheid te bewaren. - Hij vader zijnde, en zijne kinders, door de godsdienstige opvoeding, hun gegeven, den weg des heils, het pad, 't welk ten eeuwigen leven leidt, getrouw bewandelende, zal de bedenking, dat hij hun den dierbaarsten schat, welke hun kan toegevoegd worden, nalaat, de hoogste blijdschap, de krachtigste vreugde in zijn bijna bezweken hart doen ontspringen; hij zal in dien tijd, in welken hij den meesten troost behoeft, de grootste vergenoeging, de sterkste opbeuring smaken, ja den avond des levens voor hem steeds stil, helder en bedaard vinden; hij zal zich, in het plegtige uur der scheiding en eeuwige vaarwelzegging, met het wederzien aan de andere zijde des grafs inwendig vervrolijken, en vol van hope en zalige verwachting zijn, hun namaals in de gewesten des lichts, werwaarts hij henen gaat, bij hunne behoudene aanlanding aldaar, op eene voor ons nog onbegrijpelijke wijze, te verwelkomen.
De godvruchtige Grijsaard is zoo verre van den dood te vreezen, dat hij deszelfs komste, welke voor den onbedachtzamen en zorgeloozen de koning van verschrikking is, voor hem veranderd ziet in eenen bode van de heugelijkste tijding, in eenen verkondiger van ontslag, heil en vrede, ja dat hij somwijlen, wanneer de last des ouderdoms hem zwaarlijk drukt, of wanneer hij met ernstige gepeinzen op het eeuwige leven zich bezig houdt, vol van begeerte en verlangen is, dat zijn sterfdag spoedig kome en reeds verschijne, om een einde van al zijne smart te maken, en den ingang te openen tot hetgene