Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1808
(1808)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHerkomst van verscheiden boomen, planten, vruchten enz., tegenwoordig in Europa vrij algegemeen verspreid.‘Mijn Heer de Redacteur.
Eene menigte boomen, planten, vruchten en andere voorwerpen, tot voedsel of verkwikking der menschen dienende, ontmoet men thans in bijkans alle Landen van Europa, welke, omdat men aldaar aan dezelve sints een zeer langen tijd gewoon is, als oorspronkelijk landeigen beschouwd worden; die, echter, bij nader onderzoek, blijken, veelal uit de Oostersche Landen aldaar te zijn overgebragt. In een Fransch Werk ontmoetten wij onlangs daaromtrent eenige narigten, welke wij oordeelen, velen uwer Lezeren niet onaangenaam te zullen wezen. In dit vertrouwen willen wij den Landbouwkundigen Schrijver, olivier de serres, hoewel oorspronkelijk tot zijne Natie sprekende, ook tot onze Landgenooten het woord doen voeren. Wij zijn,’ enz.
De Meloenen zijn wij verschuldigd aan de veroveringen van karel den VIII, die dezelve uit Italie medebragt. In Frankrijk werden zij gemeen, en, in den jare 1586, het onderwerp van eene Verhandeling van jacques de pons, volgens welken zij oorspronkelijk uit Afrika in Spanje en Italie zijn overgebragt. De Cantaloupen zijn uit Armenie herkomstig. | |
[pagina 334]
| |
Italie heeft ons de soort van Komkommer geleverd, de slangachtige genoemd; te Toulouse werd zij het eerst gekweekt. Van de Kauwoerde zouden Napels en Spanje het vaderland zijn; het laatstgenoemde Koningrijk leerde ons het gebruik der Truffe s of Aardbuilen, en schonk ons de Schorsonneer. Omtrent het jaar 1651 werd zij in Frankrijk het eerst geplant. De Spinazie, uit Klein Azië herkomstig, werd ons door de Arabieren geleverd; volgens sommigen zou dit wel de Chrysolaca der Grieken kunnen wezen. De Artichokken, zeer zeldzaam ten tijde van plinius, en die uit Andalusie schijnen herkomstig te zijn, waren vervolgens vergeten; in den jare 1473 waren zij te Venetie eene nieuwigheid. In den jare 1466 waren zij van Napels naar Florence overgebragt, van waar zij naar Frankrijk overgingen in het begin der zestiende eeuw, en naar Engeland onder hendrik den VIII. Wij willen hier aanmerken, dat, de Artichokken tot het geslacht der Distelen behoorende, zulks onze aloude Historieschrijvers deed zeggen, dat men in Frankrijk Distels at. De groote Boonen, en zelfs de witte Boontjes, waren al van ouds in Gallie bekend, en de Cicers of bruine Boonen werden eeuwen verleden derwaarts overgebragt. De groene Kool, in Frankrijk tegenwoordig zoo algemeen, werd door de Romeinen in Gallie gebragt, zoo wel als de roode Kool, bij de Egyptenaars hoog geacht, ja aangebeden, en bij de Grieken voor het gezondste voedsel gehouden. Doch de witte Kool is uit de noordelijke landen afkomstig, en de kunst om dezelve te doen sluiten was ten tijde van karel den grooten nog niet bekend. Omtrent het laatst der zestiende eeuwe werden de Spruitjes, of kleine groene Kool, uit Italie in Frankrijk overgebragt. De Bloemkool, uit de Levant in Italie gebragt, ging van daar naar Frankrijk en vervolgens naar Duitschland. De Salade was reeds voor eeuwen in Frankrijk bekend; veel later de kunst om ze te doen sluiten. Van eenige Bloemen willen wij hier gewagen. De Tulp, uit Cappadocie afkomstig, werd, in den jare 1559, in Europa gebragt, en coenraad gesner zag haar omtrent dien tijd te Augsburg. De Roos is herkomstig van de eilanden der Middellandsche Zee; mij staat voor ergens te hebben gelezen, dat tot het planten van Rozeboomen eene bijzondere vergunning werd vereischt. De verovering der Nieuwe Wereld bezorgde Europa de Passiebloem, oorspronkelijk uit Mexico en Peru, die den Pause paulus den V werd aangeboden; voorts het Klokje, in den jare 1684 uit Peru gebragt; het Kruidje-roer-mij-niet uit Brasil; de Kamperfoelie uit Mexico; de Nachtschoone uit het zelfde land; het IJzerkruid, de Banielje, het Sarraphynkruid, de Aster enz., en de Zonnebloem, door j. jussieu in de valleijen der Cordilliers in Peru gevonden. Aan Azië zijn wij de Mirthe verschuldigd, en | |
[pagina 335]
| |
de Lelie, uit Palestina herkomstig; de Seringe uit Klein Azië, overgebragt door busbec, Gezant van ferdinand den II bij de Porte; de Jasmijn van de kust van Malabar, de Hiacinth uit Indie, de Balsem uit Arabie, en de Hortensia uit China. De outdekking van de Kaap de Goede Hoop heeft ons de Maluwe, Geranium, enz. geleverd. De Wierook, welke uit het Koningrijk Ades in Afrika wordt aangebragt, was bij de Ouden bekend. De Tabak, door de Portugezen uit Brasil in Europa gebragt, werd in Frankrijk bekend, in den jare 1559, door nicot, Fransch Gezant in Portugal, die denzelven aan de Koningin catharina de medicis aanbood; van hier de namen herba Nicotiana en Koninginne-kruid. Omtrent den zelfden tijd werd de Tabak in Italie gebragt door den Kardinaal sainte-croix, Nuncius te Lissabon; van hier dat dezelve eenigen tijd Sainte-Croix-kruid genoemd werd. Doch welhaast werd het gebruik van deze plant verboden te Rome, Constantinopole, in Rusland en in Perzië. Paus urbanus de VIII deed de zulken in den ban, welke in de kerk tabak gebruikten; de Turksche Keizer, de Czaar van Rusland en de Koning van Perzië verboden het gebruik daarvan in hunne Staten op doodstraffe, of met verlies van den neus. Ongetwijfeld dienden deze verboden om den Tabak meer algemeen te doen bekend worden. In Guyenne en Clairac groeide eene voortreffelijke soort; in den Elsas diende dezelve welhaast tot een belangrijken tak van koophandel; de Zanggodinnen bezongen zijnen lof; en in den jare 1628 schreef raphaël thorius een lofdicht, onder den titel van Hymnus Tabaci. De Aardappels, oneigenlijk ook Pataten genoemd, kwamen uit Amerika in Gallicie, en ook in Ierland, werwaarts zij onmiddellijk werden overgebragt door walter raleigh. Van tijd tot tijd werden zij door geheel Europa verspreid. Het is eene der beste veroveringen, die er kunnen behaald worden; en het gunstig onthaal, welk deze wortel overal ontmoet, is eene genoegzame vergoeding voor de verachting, met welke dezelve te lang werd behandeld. Het planten van de Meekrap in Frankrijk is niet zoo nieuw als sommigen denken. Reeds in den jare 1275 werd, ten aanzien der Tienden van deze plant, tusschen den Prior van S. Denis en eenen der Kloosterlingen een verdrag gesloten. Ook werd er sterke handel gedreven in de Weede, te S. Denis, alwaar nog een zeker plein den naam van Weedemarkt voert. Het is bekend, dat onze meeste fijne Vruchten uit Azië tot ons zijn gekomen: de Abrikoos uit Armenie, de Perzik uit Perzië. Van wege hare verkoelende hoedanigheid, wordt de Perzik in Perzië voor een vergif gehouden, doch in onze klimaten verplant, is zij de wellust onzer tafels. De Pruimen | |
[pagina 336]
| |
werden ten tijde der Kruisvaarden uit Syrië overgebragt; de aloude Graven van anjou waren de overbrengers daarvan in hunne provincie. De Pruimen, bij den naam van Reine-Claude bekend, zijn haar naam verschuldigd aan de eerste Gemalin van françois den I, Dochter van lodewijk den XII. Sardes in Lydië is het vaderland van den Kastanjeboom, reeds zeer lang in Frankrijk bekend. De Citroenen, uit Medië of Syrië herkomstig, zijn over Italie in Provence en Languedoc gekomen; zoo sterk vermenigvuldigden zij aldaar, dat te Menton, bij Monaco, in de Zee-Alpen, gedurende honderd en dertien jaren, tot op de vereeniging dier stad met Frankrijk, een ambtenaar werd aangesteld, onder den naam van Citroenmeester, om het opzigt te hebben over het inzamelen en verkoopen van die vrucht, die op ruim dertig millioenen Citroenen werd gerekend. Menton zoude hierdoor rijk zijn geworden, indien de vorst en een zeker insekt de hoop der planters niet dikmaals verijdeld hadden. De Oranjeappelen zijn afkomstig uit China; wij bezitten slechts de geringste soort, die door het gemeen wordt gegeten. De Oranjeappelen, met rood vleesch, worden op Malta gekweekt; zij zijn hun oorsprong verschuldigd aan eenen tak, op eenen Granaatboom geënt. Het kweeken van den Oranjeboom, reeds in 1333 in Frankrijk in de zuidelijke provincien bekend, werd meer algemeen onder hendrik den IV, nadat die Vorst in de Tuillerien eene Oranjerie had doen aanleggen. De Oranjeboom, de Groote Bourbon genaamd, in de fraaije Oranjerie te Versailles nog heden te zien, is omtrent driehonderd jaren oud. Te Brussel bewaart men nog heden een aanzienlijk getal Oranjeboomen, Isabellen genaamd, omdat zij tijdgenooten zijn van deze Prinsesse, de Dochter van philips den II. De Pimpernoten zijn herkomstig uit Indie. De Kersen (Cerises) werden van Cerasus, in het Koningrijk Pontus, te Rome gebragt door lucullus, alsmede de Noteboomen; doch de Noten zijn sints lang in Frankrijk bekend. De Vijgen zijn uit Azië naar Rome, en uit Italie naar Provence overgebragt, alwaar de lekkerste groeijen. De Olijven hebben den zelfden weg over Athene genomen. De Granaten, eindelijk, uit Afrika herkomstig, kwamen te Rome, en voorts in Spanje, alwaar het Koningrijk Grenada naar dezelve werd genoemd; van daar kwamen zij in Frankrijk, alwaar zij slechts in de zuidelijke provincien tieren. De Uije, bij den naam van Chalotte bekend, ontleent zijnen naam van de Stad Ascalon, in Syrië, van waar hij, ten tijde der Kruisvaarden, in Frankrijk werd overgebragt. De Indische Kastanjeboom, die in Azië en Amerika bij de Illinezen in het wild groeit, kwam uit het Noorden van Azië in Engeland omtrent het jaar 1550, en van daar te Weenen, in het jaar 1588. Een kruidkundige, bachelier genaamd, bragt | |
[pagina 337]
| |
dien van Constantinopole te Parijs, in den jare 1615, en hij werd in den tuin van Soubise geplant; de tweede werd in den Plantentuin in den jare 1656 geplant, en de derde in den tuin van Luxemburg. De boom in den Plantentuin is in het jaar 1767 gestorven; men heeft er een tak van bewaard voor de Galerij van het Museum. Later derhalve is deze boom in Frankrijk gekomen, dan de valsche Acacia, die, omtrent het jaar 1600, uit Canada werd gebragt door jean robin, Hoogleeraar in de Kruidkunde. De komst van den Moerbezieboom in Frankrijk wordt gesteld gebeurd te zijn onder karel den VIII; doch toen werd die boom weinig gekweekt; men maakte er geen werk van, dan alleen omdat hij tot spijze voor den zijdeworm diende. Nogtans werd op hoogen last, in den jare 1554, het planten van den Moerbezieboom bevolen: Toulouse, Moulins, Tours, Mantes en Rosny leiden er zich op toe, en verzamelden zijde; voor rekening van hendrik den IV werden in den tuin der Tuillerien meer dan twintigduizend boomen geplant. In den jare 1599 verbood die Koning den invoer van zijden stoffen, voor welke aan Italie jaarlijks over de vier millioenen gouds betaald werden. In den jare 1602 verleende hij opene brieven, om het kweeken van den Moerbezieboom aan te moedigen, en de Kerkelijke ambtenaars te vermanen om daarvan een voorbeeld te geven. 's Jaars daaraan werden er afgevaardig. den in de Gemeenten van Parijs, Orleans, Tours en Lion gezonden, om kennis van zaken te nemen: zij berigtten, dat de Zijdeworm en de Moerbezieboom door geheel Frankrijk konden voortkomen, en bevestigden het gevoelen van olivier de serres, in twee geschriften, in den jare 1599 in het licht gegeven, bewerende, dat van de schors van meergenoemden boom touwwerk, en zelfs fijn linnen kan gemaakt wordenGa naar voetnoot(*). | |
[pagina 338]
| |
De Botanische Tuinen staan in dezelfde betrekking tot den Landbouw, als de Hoogescholen tot de Kunsten en Wetenschappen, de eerste werden in verscheiden gewesten van Europa aangelegd in de zestiende, de andere in het einde der zeventiende eeuwe. Italie genoot de eere van het aanleggen van den eersten Botanischen Tuin, te Padua, in den jare 1533. Eenige jaren daarna werden die van medicis aangelegd te Florence, van farnese te Parma, der Hertogen van braband te Brussel, die van Weenen, Salzburg en anderen. Parijs had zulk eenen Tuin in den jare 1591; houel leide, in den jare 1600, in dezelfde Stad, dien der Apothekers aan; de Geneesheer richis de belleval had, in den jare 1598, zulk eenen Tuin te Montpellier aangelegd. De zonderlinge proef om jonge boomen uit den grond te halen, en dezelve vervolgens met de takken in den grond en de wortels in de lucht van nieuws te planten, was aan de Ouden bekend; dezelve had ten oogmerke, de verschijnsels van den omloop der sappen waar te nemen. Duhamel heeft in later tijd die proef herhaald. In de zestiende eeuw maakte men eenen aanvang met het Enten; toen reeds zag men boomen, die gelijktijdig Appelen, Noten, Druiven en Bloemen droegen. Doch de oorsprong van het Enten is onbekend; in de vereeniging van twee boomen schijnt de natuur den menschen daartoe den weg gebaand te hebben. |
|