De prins stokvisch.
Een jonge Prins, die de merkwaardigheden der oude Rijksstad Neurenberg even te voren bezigtigd had, keerde vandaar naar zijne Staten terug. Onder weg was hij uit zijne reiskoets gestegen, om een weinig te wandelen; hier vond hij een' Boer, die in een langs den weg loopend riviertje vischte. De Prins vroeg hem, ‘wat voor soort van visschen hij hier wel zoo vangen kon?’ - Baars, karper, een snoekje, en zoo wat, zijne Hoogheid! - ‘Vang je ook stokvisschen?’ vroeg de Prins ongelukkiglijk. De Boer, onderstellende dat de Prins hem voor den gek bield, zag hem vrijmoedig onder de oogen, en zeide droogjes: Neen, zijne Hoogheid! de stokvisschen komen van Neurenberg. - Beschaamd klom de Prins in zijne koets, en sprak naderhand nooit dan met de grootste voorzigtigheid met zijne Boeren.
In ons vorig No. Meng. laatste bladz. staat des Filles, lees de Filles.