Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1808
(1808)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 305]
| |
Bath geopend. Acht jonge Engelschen, even rijk als ledig, met denzelfden smaak en hetzelfde verstand begaafd, en derhalve boezemvrienden, hadden de Verkiezing van den Koning van Bath bijgewoondGa naar voetnoot(*), dien zonderlingen Monarch, wiens eenige pligt is zijne Onderdanen te vermaken, en deden de vermaardste herberg der Stad van hunne woeste vreugdegalmen daveren, ter gelegenheid van deze krooning. Sedert eenige uren zaten zij aan tafel; niet dat zij die uren telden, want zij waren allen gewoon den tijd even als het goud te verspillen; toen Sir john, zich met de deftigheid van een' Engelschen Commodore, die een Duitschen Prins uitdaagt, tot Lord clifford wendende, den toast instelde: De Schoonste! - Lord clifford zou dien aangenomen hebben, al ware hij verpligt geweest, van stonden aan tot op het einde van den maaltijd, ter harer eere, zes flesschen maderasec en drie kommen punch te ledigen: hij staat op, en roept: Top! de Schoonste. Daar beiden kenners zijn, verwachten alle de gasten met ongeduld, den naam van het Meisje te hooren verkondigen, dat elk hunner waardig keurt de overwinning te behalen. Maar, schoon de twee strijders het glas in de hand en het hart op de lippen hadden, wachtte men vergeefs; want de bescheidenheid is de laatste der deugden, die twee Engelsche Edellieden verlaat. Noch de een, noch de ander, noemde de Schoone, die het voorwerp der uitdaging was, en die zoo gestreeld moest zijn met de overwinning, die haar Ridder zou behalen. De aanschouwers volgden met gevulde glazen de twee ijveraars, die naauwelijks ééne flesch vooruit konden hebben. Tot hiertoe hadden Sir john en Lord clifford den strijd met gelijk voordeel volgehouden; nu begonnen zij zich meer bloot te geven. Zij, die de schoonste in mijne oogen is, is ook de gevoeligste, zeide de een; en beiden dronken. De beminnelijkste, vervolgde de ander. - De geestigste. - De deugdzaamste. De Schoonste werd vergood, maar bleef echter onbekend. Verhief de een haar boven Aspasia, de ander stelde haar boven Cleopatra, zonder Lucretia te benadeelen, beneden welke zij zeker was! Het was de Venus van Apelles, maar gesluijerd als het geheimzinnige beeld der Egyptenaren. Bij ongeluk trad Sir john in bijzonderheden. Zonder te | |
[pagina 306]
| |
beslissen of het een glas Champagne- dan wel Bordeaux - wijn was, dat tot teeken der onbescheidenheid werd opgeheven, zij het genoeg te weten dat het gegeven werd. De Schoonste heeft blaauwe oogen, riep Sir john. De Schoonste heeft blaauwe oogen en zwarte wenkbraauwen, vervolgde Lord clifford. Zij is de wanhoop harer mededingsters. - De eer van onze bals. - De roem van Dorchester, hare geboorteplaats. 't Is cloé! riepen alle de aanwezigen. Sir john grimlagchte op eene zegevierende wijze. 't Is cloé, hernam Lord clifford, woedend opstaande; maar zij bemint mij, en u niet. Ik weet niet of zij mij bemint, antwoordde Sir john met eene verzekerde houding; maar ik zal haar trouwen. Gij! hervatte Lord clifford, geheel buiten zichzelven. - Ik zelf. - Sir john, morgen ochtend ten acht ure: gij verstaat mij. Breng uwe wapens mede, en mik juister dan gewoonlijk. - Liever op het oogenblik, riep Sir john. - Bravo! herhaalden alle de vrienden; en elk had, voor of tegen, gaarne in de plaats des mededingers geweest. Niets kon hunne geregte woede beperken. Maar men heeft, op het oogenblik van den slag, een verschrikte haas door de gelederen zien loopen, en twee legers, ten aanval gereed, doen lagchen. Gedurende de uitdaging wendde Kolonel sinclair bij geval zijne oogen naar het venster, en riep: Een wedloop! een wedloop! - De aandacht wordt afgewend; zulk een overgroot belang doet het geheele gezelschap naar het venster stormen. - Het had geregend; twee druppelen waters liepen evenwijdig langs eene der glasruiten ..... Duizend guinjes, dat de linker druppel het eerst beneden zal zijn! roept aanstonds een der gasten. Dat is niet genoeg, herneemt Sir john; twee duizend! - Drie duizend guinjes tegen! schreeuwt Lord clifford, altoos in woede; (en voor wien te wedden, is zoo goed als vechten.) - Voor! - Tegen! roept men van alle kanten. Alle de belanghebbenden slaan met uitgerekte halzen en kloppende harten, stom en onbewegelijk, de uitkomst gade, die hun lot moet beslissen. Hunne onrust, hunne kwelling, hunne hoop, hunne vrees maakten hen gelijk, niet aan die mededingers in de Olympische spelen, die aan het einde der loopbaan door gansch Griekenland en Pindarus opgewacht werden om hen toe te juichen en te bezingen, niet eens zelfs aan die beruchte groene en blaauwe Ridders, tusschen welken de wenschen der Romeinen in den Hippodromus, altoos op eene bloedige wijze, verdeeld was; maar aan die Zeelieden van Greenwich, edele Invaliden van Neptunus, wanneer zij, een kan bier op het spel zettende, de twee harddravers op de tafel zetten om den wedloop te beginnen, - twee van die beestjes, welke alleen in soortgelijk geval belang inboeze- | |
[pagina 307]
| |
men, hoezeer zij even zeer medgezellen des roems als der behoefte zijn, en zoo wel in den helm van Mars als in de lompen van Irus nestelen. - De angst, de vervoering, de stilte zijn even schrikkelijk, kennelijk en diep te Greenwich als te Bath. Hij, die het geluk heeft van te hopen, geniet evenzeer; want de afstand tusschen een kan bier en dertigduizend guinjes is slechts betrekkelijk. Ieder polsslag is eene eeuw voor onze jonge Lords. Maar, ô ramp! even als de Lavavloed, die valleijen bedelft, bosschen medesleept, Catanea verwoest, soms door eene enkele klip wordt afgewend, even zoo stoot een der waterdruppelen in zijnen loop tegen een greintje stof; ... dit is voor hem de berg Athos; zijn loop verandert; de wet der aantrekking en der zamenkleving doet de mededingers elkander ontmoeten en zich vermengen; het is Alpheus en Arethusa, die zich vereenigen; hunne beddingen vloeijen in elkander; de twee waterdruppels worden tot één, - en de weddenschap loopt te niet! Op dit gezigt blijven alle de jonge losbollen onbewegelijk, met starende oogen, ingehouden adem en open-mond, stokstijf staan; zij zijn verschrikt, verbaasd, beschaamd, verslagen, vernietigd; zij zijn allen bedrogen. Wie der zeven Wijzen, of hunner Discipelen, zou hier niet gezegd hebben: Al te gelukkige onbedachtzamen, gij allen hebt het vermaak der hope genoten; wees dankbaar aan de fortuin, en plaats u weder aan tafel! - Dan, onze jonge Engelschen, wel verre van hun geluk te waarderen, schenen alleen gevoelig voor hun gewaand verlies: en indedaad, kan eenen speler zonderlinger en spijtiger lot treffen, dan bij de uitkomst te vinden, dat hij noch gewonnen noch verloren hebbe? - Welk is het grootst vermaak des levens? vroeg men eens aan den grootsten Speler onder alle de Wijsgeeren, aan den grootsten Wijsgeer van alle de Spelers, aan Mr. fox; en deze antwoordde: Winnen! - En na het vermaak van te winnen? - Verliezen! was het antwoord. - Mr. fox had gelijk; want de Speler, die verliest, denkt te winnen zoo dikwijls de teerling kantelt. Het gevolg der smart is, vroeg of laat, vertroosting. Onze Engelschen, bij wien die overgang altijd zeer spoedig was, gelijk bij jonge lieden van elken landaard, zagen elkanderen aan, en lagchten. Eene weddenschap van zoo veel gewigts was alleen in staat geweest om de woede van Sir john en Lord clifford te verschuiven. Zij lagchten even als de anderen, maar waren wel verzekerd hunne gramschap weder te vinden waar zij die gelaten hadden, toen Kolonel sinclair, beiden bij de hand nemende, zeide: Lord clifford! de schoonste in uwe oogen is cloé? - Het zij mij vergund dit te gelooven, hernam Lord clifford, met die dubbelzinnige bescheidenheid, in wier be- | |
[pagina 308]
| |
duidenis men zelden saalt. - En de schoonste in uwe oogen. Sir john! is de gevoelige, de beminnelijke, de deugdzame cloé? Gij durft het naauwelijks bevestigen, voegde hij er bij, over het stilzwijgen van den Jongeling grimlagchende; stilzwijgen, ruim zoo welsprekend als de bescheidenheid van Lord clifford. Gij ondergaat hetzelfde lot als de waterdruppelen, die gij hebt gezien. Gij zijt heden tot vruchtelooze weddenschappen veroordeeld. De schoone cloé geeft u de wapenen in de vuist: het is te laat om morgen, te laat om in 't geheel te vechten. Ongelukkige mededingers, waarom spraakt ge mij niet eerder? Ik zou u geraden hebben gisteren te vechten: de schoone cloé heeft zich dezen nacht laten schaken, terwijl zij van het Bal kwam, en is met een' Franschman opgetrokken, die noch Sir john, noch Lord clifford heet, maar eenvoudig Mr. durand, de Gouverneur van mijnen Broeder, die haar te Greatna - Green is gaan trouwenGa naar voetnoot(*). Dat is onmogelijk! riepen Sir john en Lord clifford te gelijk. - Het staat aan u, mij niet te gelooven, hernam de Kolonel; maar indien er bij deze schitterende echtverbindtenis bloed gestort worde, zal het uwe schuld zijn. Een algemeen gelach verdreef alle gramschap; de medeminnaars omhelsden elkanderen; de beminnelijke cloé verloor alle hare aantrekkelijkheden, en men stemde bovenal toe, dat het haar aan smaak ontbrak. Men dronk tot in den morgenstond; maar de twee waterdruppels hadden gewerkt, en voor het eerst was eene les voor de Jeugd niet verloren gegaan. |
|