Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1808
(1808)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 145]
| |
Waarneming eener verlossing, welke niet dan door de sectio Caesarea konde volbragt worden, uit hoofde der verregaande wanstalte der vrouwe.(Vervolg en slot van bl. 107.)
Den volgenden dag, 31 December 1806, haar bezoekende, vond ik ze met een kleinen, echter, even als kort na de Operatie, geregelden pols; de uitvloed uit de wond was vrij veel, zoodat alles, wat tot het verband behoorde, doortrokken was; ik liet alles blijven, behalve het omgaand sluitlaken, hetwelk ik vernieuwde. Men berigtte mij, dat zij, sedert ons vertrek op gisteren, alleenlijk had geklaagd, dat het verband haar te stijf om het ligchaam sloot. Zij had van tijd tot tijd gesluimerd. Dorstig zijnde, dronk zij nu en dan een weinig koud water; anders is haar gewone drank brood- of gerstenwater met een weinig citroen en suiker. In den morgen heeft zij eene genoegzame hoeveelheid gewaterd, met zeer veel verligting. 1 Jan. 1807. De Lijderesse met een weinig koorts gevonden; het aangezigt rood opgezet; de fluxus lochiorum beginnen zich per vaginam en in ruime hoeveelheid te ontlasten; sluimerende; dorstig wanneer zij wakker is, en het verband nog al meerder doorgevloeid. 2 Jan. De Lijderesse klaagt zeer over stijfheid (zoo als zij het noemt) van het verband; - hetzelve afgenomen en vernieuwd; - uit de geheele oppervlakte der wond vloeide eene tamelijke hoeveelheid bloedige etter; om dit zoo veel mogelijk te bevorderen, bragt ik in het onderste gedeelte der wond eene steekwiek in. Dorstig als gisteren, doch niet meerder; de pols niet koortsiger; de buik zacht op het aanraken, zonder iets tegennatuurlijk opgezet te zijn. 3 Jan. Sedert de vernieuwing van het verband is zij zeer gemakkelijk; de pols geregeld; geeft 80 a 85 slagen in een minuut; klaagt niet veel over dorst; den gepasseerden nacht vrij goed geslapen, en het verband niet zoo veel doorgevloeid. Haar gewone drank blijft denzelfden. Weinig fluxus lechiorum per vaginam. | |
[pagina 146]
| |
4 Jan. Als gisteren; 's avonds echter wat walgende, en in den nacht een weinig braking gehad; voor 't overige tamelijk gerust; de buik nu vrij wat opgezet, doch zacht en onpijnlijk. 5 Jan. Wederom verbonden, en alles, wat de wond aangaat, zeer goed bevonden; genoegzame ontlasting van zeer goede etterstoffe, nu en dan een weinig bloederig; de lochia blijven zich per vaginam veel en aanhoudend ontlasten. Gisteren tweemalen sedes gehad, met veel verligting. Bij dit verband heb ik een der naaldsteken weggenomen, uit vreeze van al te spoedige sluiting der wond. De opgezetheid van den buik veel verminderd; geregelde pols, en weinig dorstig. 6 Jan. De lochia per vaginam zeer goed en veel; voor 't overige als gisteren; doch daar zij zoo zeer over slaauwhartigheid klaagt, gebruikt zij van nu af een weinig rooden of rhijnschen wijn met water en suiker; voor 't overige haar gewone brood- of gerstenwater. Haar voedsel bestaat, des verkiezende, in melk- of gruttespijzen. 7 Jan. Een weinig meer koortsig geweest; in den nacht nog al tamelijk gerust, en ontlasting per alvum gehad. 8 Jan. Geheel zonder koorts; de borsten sterk opgezet en op het aanraken pijnlijk; wederom verbonden; de wond in alle opzigten zeer gunstig bevonden; wederom twee naaldsteken weggenomen. 9 Jan. De borsten even als gisteren opgezet, doch niet meerder; behoorlijke sedes; de pols vrij wel; de lochia veel en stinkende. 10 Jan. Heden wederom verbonden; de wond is zoo zuiver mogelijk; de ontlastingen, zoo door de wond als per vaginam, veel, en ichoreus. De koorts en dorst iets meerder; de zwelling der borsten begint te verminderen. 11 en 12 Jan. De koorts en dorst minder; deze nachten vrij wel geslapen. 13 Jan. Het verband vernieuwd; de Lijderesse bevindt zich zoo wel als men zoude kunnen verlangen; de wond is volmaakt zuiver, waarom ik de twee overige naaldsteken hebbe afgenomen. Thans heeft zij dagelijks geregeld ontlastingen per alvum. Haar drank is nu een weinig meerder roode of rhijnsche wijn met water; het voedsel hetzelfde. 15 Jan. Wederom verbonden; - alles zoo goed mogelijk; er is geene de minste noodzakelijkheid tot het toe- | |
[pagina 147]
| |
dienen van geneesmiddelen, noch om verandering in den aangenomen leefregel te maken. 17 Jan. Heden wederom en vervolgens om den anderen dag verbonden; wanneer ik, zoo door den afstand, doch nog meerder doordien het eenvoudigste verband toereikende was, dit aan een ander hebbe overgelaten: bestaande hetzelve alleenlijk in eene drooge plukselwiek, en dekpleister om deze te bevestigen; in een dik compres, en een algemeen sluitlaken. Ik heb haar alzoo tot op den 9 Feb. behandeld, en ben hiermede voortgegaan tot op den 14den, wanneer ik de Lijderesse geheel hersteld konde verklaren. Zij heeft evenwel nog eenige dagen, op mijn aanraden, het likteeken der gemaakte wond blijven bedekken met de gewone pleister. Zoo ook heb ik haar aanbevolen, nog lang een drukdoek op het likteeken, en een omgaanden band om het ligchaam te blijven dragen. Zij is thans volmaakt gezond, en doet hare bezigheden (19 Februarij) als voorheen.
In vroegere tijden zoo wel als in onze dagen heeft men veel tegen de Sectio Caesarea ingebragt; het heeft niet ontbroken aan mannen van naam en bekwaamheid, die deze als de verschrikkelijkste, wreedste en gevaarlijkste der Kunstbewerkingen afschetsten, welke immer konden uitgeoefend worden. Dus heeft de in zijnen tijd groote mauriceauGa naar voetnoot(*) dezelve als belagchelijk willen doen voorkomen, wanneer hij stelde, dat deze Operatie alleenlijk in het verhitte brein van hare voorstanders bestond, en, bijaldien ze immer wierd ondernomen op eene levende Vrouwe, deze nooit konde behouden blijven, maar altijd als een slagtoffer voor haar Kind, of van de Kunst, moest omkomen. Dus heeft richterGa naar voetnoot(†) van zich kunnen verkrijgen, zoo veel gevaar aan deze Kunstbewerking toe te schrijven, dat hij het gelijk stelt en voor een en hetzelfde wil gehouden hebben, de Moeder, om het Kind | |
[pagina 148]
| |
te behouden, de Sectio Caesarea te doen ondergaan, of haar aan een gewissen moorddadigen dood over te geven. Zeer te bejammeren is het, dat groote en waarlijk in de kunst ervaren mannen dikwijls tot uitersten overhellen, welke veelal tot meerdere volmaking der kunst de grootste hinderpalen zijn. Leest men in onze dagen de Werken van den verdienstelijken baudelocque, dáár vindt men zeer veel vóór de Sectio Caesarea, bijna alles tegen de door snijding der Schaambeensvereeniging. En hoe belangrijk intusschen staan hier tegen over niet van munster's zestal Verloskundige Waarnemingen? enz. Wat toch beteekenen verder de schrik aanjagende woorden verschrikkelijk en wreed, wanneer door voornoemde Operatie menschen kunnen behouden worden, wier dood anders, of buitendien, onvermijdelijk is? Niet geheel ten onregte moge men de Sectio Caesarea eene gevaarlijke Operatie noemen; ik voor mij geloove evenwel, dat dit gevaar nog al af hankelijk zij, zoo wel van de gesteldheid des ligchaams, waaraan de Operatie wordt verrigt, als van de zorg en oplettendheid, welke men gedurende dezelve hebbe in acht te nemen. Menigmalen is de uitslag misschien ongelukkig geweest, doordien de Operatie te laat ondernomen wierd, en daardoor de Uterus in te verren graad van ontsteking zich bevond. Menigmaal is misschien de oorzaak des doods te vinden geweest in zogverplaatsingen, uitstortingen enz., veeltijds welligt doodelijk geworden door bijkomende ziekelijke omstandigheden, waarvoor de Vrouw zoo zeer vatbaar is. Zeker gaat het, dat er bij deze Kunstbewerking, wanneer dezelve wel verrigt wordt, geene deelen lijden, welker vaneenscheiding of kwetsing doodelijk zijn kan. Zij kan dus, op zichzelve beschouwd, niet als zoo bijzonder gevaarlijk geacht worden. - Is het voorwerp, waaraan de Operatie moet geschieden, ongesteld, door ziekelijke hoedanigheden der vochten enz., dan heeft dezelve, even als zoo vele andere zware Kunstbewerkingen, waarschijnlijk een ongunstigen uitslag. Doch is het geval omgekeerd; is het voorwerp gezond; heeft er geene of althans geene aanmerkelijke vochtsverbastering enz. plaats, waarom zou dan deze Kunstbewerking aan meer gevaar zijn blootgesteld dan zoo vele andere? - Wat aanbelangt het | |
[pagina 149]
| |
doen der Operatie zelve, meen ik (ofschoon, de onderscheidene Schrijvers en Kunstoefenaars raadplegende, ieder van hun zijne wijze van opereren opgeeft) dat het vrij onverschillig zij of men in het midden des buiks, of meer of min links of regts opene. Doch ik meen, dat het voor den Operateur veel gemakkelijker en dus verkieslijker zij, die plaats te bepalen, alwaar hij het minst behoeft door te snijden; en dan zekerlijk is het dáár, alwaar ik mijne eerste incisie hebbe gemaakt, namelijk in het midden der eigenlijk gezegde Linea alba. Het peritonaeum en den uterus te openen, is als het tweede en derde tijdperk dezer Kunstbewerking aan te merken, wijl men dit onderscheidenlijk behoort te verrigten. (Soek, pag. 203. et seq.) Aldaar ziet men, dat niet altijd het peritonaeum zoo dun, en de uitwendige oppervlakte van den Uterus niet altijd zoo natuurlijk is gesteld, als men onder het opereeren wel zoude wenschen. Na den Uterus geopend, en het Kind en de Nageboorte naar buiten uitgebragt te hebben, is het, gelijk ik boven zeide, eene allernoodzakelijkste vereischte, de hand of de vingers nogmaals in de wond van den Uterus in te brengen; ten einde dit ligchaam zich op deze zamentrekke, en daardoor worde voorgekomen dat niet eenig deel der darmen of des nets in de wond inschiete, beklemd gerake, en een onvermijdelijken dood na zich slepe. - ‘Bij de opening van het lijk eener Vrouwe, (zegt baudelocque, IV Deel, bl. 235. in de noot.) welke, weinige dagen te voren, de Sectio Caesarea had ondergaan, vond men een gedeelte der darmen in de wond van den Uterus omvat en gekneld.’ Eindelijk, het doen van hechtingen met de naald zou, mijns inziens, altijd boven de drooge te verkiezen, maar alsdan volstrekt noodzakelijk te achten zijn, wanneer men van de Lijderesse afwezig woont; daar de geringste braking, hoest enz. (toevallen, welke al zeer ligt op deze Operatie volgen) de Vrouw in wezenlijk gevaar stellen, doordien de ingewanden, door de vaneenwijking van de lippen der wond, gemakkelijk naar buiten kunnen geperst worden. Dat deze, als een bewijs van mijne vriendschap voor U, zoodanig worde aangenomen, als dezelve door mij wordt aangeboden, en dit gelegenheid geve, dat onze kunstbetrekkingen meer en meer toenemen, zal mij al- | |
[pagina 150]
| |
toos bijzonder aangenaam zijn; terwijl ik mij, met de meeste hoogachting voor Uw persoon en verdiensten, noeme, Wel Edele zeer Geleerde Heer! Veelgeacht Vriend en Kunstgenoot!
UED. Dw. Dienaar en Vriend
c. van heythuysen. Thiel, den 31 October 1807. |
|