doelwit zijn: tracht veeleer uwen tegenstander te winnen, dan hem ten toon te stellen.
Niets doet meerder regts aan de Rede, dan bedaardheid in hem, die haar in zijne zaak gebruikt: want de Waarheid lijdt dikwijls meer door de hitte harer verdedigeren, dan van de bewijzen der tegenstanderen.
Vertrouw alleen op uzelven, en een ander zal u niet bedriegen; openhartigheid heeft somtijds het nadeel, doch nimmer het booze van bedrog.
Vrees en Winst zijn de groote bedervers des Menschdoms; en waar een van beiden heerscht, wordt het Regt geschonden.
Doorgaans verwaarloozen de Menschen, zichzelven te onderzoeken en te beproeven zoo als het behoort: want zij vreezen niets meer dan het gezigt van zichzelven, dewijl zij zich moeten schamen over 't geen zich aan hun oog opdoet.
Men neme het niet voor toegestaan, dat alles, wat van een Vriend komt, waarheid zou wezen; en even min, dat alles, wat een Vijand zegt, valsch zou zijn.
Het is dwaasheid voor een opregt handelend Mensch, te verwachten, dat zijne Vrienden hem zullen beloonen, of dat zijne Vijanden hem vergiffenis zullen schenken.
Hoe meer iemand zijn gevoelen klaar voordraagt, hoe aangenamer hij wordt den genen, aan wien hij zijne gedachten mededeelt. Veelvuldige waarneming heeft mij geleerd, dat, voor één Man die spreekt om verstaan te worden, er tien zijn, die spreken enkel om bewondering te verwekken.
Het is altoos gebrek aan verstand, 't welk iemand schuldig maakt aan vloeken en zweren. Iemand heeft te regt opgemerkt, dat tot deze dwaasheid en verkeerdheid geen mensch verzoeking heeft, welke voor verschooning pleit; dewijl geen mensch met eene vloekende en zwerende gesteltenis geboren wordt. Eenige weinige rammelende woorden, en klanken zonder zin zamengevoegd, maken iemand tot een uitgeleerd Vloeker en Zweerder.
Maar al te dikwijls is het gebeurd, dat de dwalingen van Godvruchtige Menschen grooter nadeel aan den Godsdienst gedaan hebben, dan de geslagenste Vijanden des Christendoms.
Indedaad is het eene smertvolle waarneming, dat vele menschen geen Godsdienst in 't geheel hebben; dat de meesten geen Godsdienst van zichzelven bezitten: want hetgene Godsdienst is enkel van Opvoeding, en die niet op Overtuiging rust, is de Godsdienst van een ander.
Menschen, die, te midden van zoo vele blijkbare oorzaken van verschil in Godsdienstige begrippen, besluiten geen