Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1808
(1808)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 93]
| |
Mengelwerk, tot fraaije letteren, konsten en wetenschappen, betrekkelijk.Beschouwing der schilderkunst, en der voornaamste schilders in de onderscheidene scholen.De Grieken, wien wij alles hebben dank te wijten, bragten de Schilderkunst, gelijk de overige Kunsten, tot volkomenheid, en tot den zelfden trap van voortreffelijkheid als de Beeldhouwkunde; doch de Tijd, die een groot getal oude Standbeelden heeft bewaard, heeft ons niet een eenige vermaard gedenkteeken van aloude Schilderijen doen behouden. Niets anders bezitten wij dan de voortbrengsels van eenige Sieraadschilders van later tijd; en deze voortbrengsels evenwel, welke toen ongetwijfeld voor zeer middelmatig werden gehouden, en niets anders zijn kunnen dan kopijen of onvolmaakte namaaksels van stukken van groote Meesters, vertoonen meestal eene edele en naauwkeurige teekening, verhevene gedachten, en wel uitgedrukte hartstogten. Meer of minder zigtbaar zijn deze hoedanigheden in de schilderijen, op onderscheidene tijden gevonden, hoedanige zijn de grotten, het mozaikwerk van Palestrina, de Aldobrandijnsche bruiloft, de fresco's van de piramide van cestius, en wel voornamelijk die van Herculanum, veel talrijker en meer onderscheiden. Vele der laatstgenoemde doen, daarenboven, eene levendigheid en frisheid van koloriet bewonderen, welke twintig eeuwen niet hebben kunnen veranderen, en die geloof doen vinden alwat de Ouden verhalen van de verwonderlijke misleiding, welke de tafereelen van sommigen hunner groote Meesteren deden ontstaan. Het blijkt, dat deze fraaije kunst, haren hoogsten trap van volmaaktheid bereikt hebbende in de eeuw van alexander, in de volgende eeuwen telkens afnam: want sints dien tijd, tot aan de volkomene onderwerping | |
[pagina 94]
| |
van Griekenland door de Romeinen, en sints dat tijdstip tot op den inval der Barbaren, ontmoet men geenen naam, in de Schilderkunst vermaard. De Beeldhouwkunst, gelukkiger, misschien meer aangemoedigd, bragt, bij lange tusschenpoozen, eenige stukken voort, die de schoone dagen der kunst herinneren. De groep van Laocoon is, volgens plinius, van de tweede eeuw der Christelijke Jaartellinge; en de getuigenis diens beroemden Mans wordt bevestigd door de waarnemingen van bekwame latere Beeldhouwers, die in deze beelden, en in eenige andere, even volmaakt vervaardigdGa naar voetnoot(*), een minder strengen stijl, minder naïve, minder verhevene gedaantetrekken opmerken, dan in de echt Grieksche beelden, die een zeer klein getal uitmaken. Alles doet denken, dat, in dit laatste tijdperk der Beeldhouwkunst, de Schilders sints lang in geen aanzien waren, en tot geen ander oogmerk gebruikt werden dan om de Landhoeven en de Paleizen der Romeinsche Grooten te versieren. Door zoodanige werkstukken tot het werktuigelijke gedeelte der kunst verlaagd, van de studie der natuur verwijderd, aan de grilligheden en den slechten smaak der rijken, die hen betaalden, onderdanig, zonder hoop op of zucht naar roem, moest hunne verbastering wel spoedig voortgaan; en de beroerten, die het Westen onophoudelijk schokten, voltooiden hunnen val. Door de Barbaren uit Rome gebannen, zochten de fraaije kunsten eene wijkplaats in het Neder-Rijk, alwaar zij lang kwijnden, te midden der burgerlijke tweedragt en van allerlei beroerten, die het verscheurden. Inmiddels hield men niet op, aldaar de Schilderkunst te oefenen, alzoo, in den jare 1240, Grieksche Schilders, door den Raad van Florence ontboden, dezelve in Italie | |
[pagina 95]
| |
overbragten. Cimabue, door hunne lessen onderwezen, was de eerste, die aldaar zich onderscheidde; giotto was zijn leerling, en had er op zijne beurt. Alle deze schilderden à la fresco en met waterverw. Eerst in den aanvang der vijftiende eeuwe scheen de ontdekking van het schilderen met olieverw een ruimer veld voor hun te openen, door hen van nieuwe middelen te voorzien. In de waterverw en het à la fresco was het licht te hard, en het bruin niet krachtig genoeg. De olie, daarentegen, tempert het licht, maakt het zachter en vleeschkleurig, geeft kracht aan het bruine, en doet de beelden beter uitkomen. De ontdekking van deze verwonderlijke behandeling meent men verschuldigd te zijn aan eenen Vlaming, van eik genaamd; doch die roem wordt hem door velen betwist. Hoe het zij, antony van messina, in den jare 1430, was de eerste Italiaan, die met olie schilderde, en andreas verrochio, in den jare 1460, maakte zich beroemd door eene naauwkeuriger teekening, en door de bevalligheid zijner hoofden. Hij was de leermeester van da vinci, en van perrugin, die wederom raphaël onderwees, den uitstekendsten der Romeinsche Schilders, en van alle Schilders in de geheele wereld. Ten dezen rijde, den luisterrijksten voor de Italiaansche School, bestond nog de Fransche niet. De Duitschers, hierin gelukkiger, oefenden reeds de Schilderkunst met een goeden uitslag. Ten tijde van raphaël bloeide albert durer, welke diens achting verdiende: het luisterrijkst bewijs van zijne talenten. Holbein volgde hem spoedig; doch deze twee groote mannen hadden er geenen, die hen vervingen; en het was eerst omtrent het laatst der zestiende eeuwe den tijd der opkomste der Fransche School, dat de Vlaamsche, tot nog toe onbekend en kwijnende, van zich met roem begon te doen spreken. Aldus had, van de eeuw van leo den X tot op die van lodewijk den XIII, de Italiaansche School geene mededingster, en, al meer en meer opgangs makende, zag zij het eerst in dit tijdperk zich eenen eerepalm betwisten, die, echter, haar niet kon ontrukt worden. Zij behield die meerderheid tot aan het midden der jongstverloopene eeuwe, het tijdstip van haar geheel verval. Bij den vlugtigen oogslag, welken wij voornemens | |
[pagina 96]
| |
zijn op deze SchoolGa naar voetnoot(*) te werpen, de oudste, de vruchtbaarste, en welke naast aan de volmaaktheid is gekomen, zullen wij ons bepalen tot het kenschetsen, door eenige trekken, van de voornaamste Schilders van elke dier afdeelingen, tot het met weinige woorden aanwijzen van datgene, waarin zij onderling overeenstemden, en van de hoedanigheden, die hen van elkander onderscheidden. Deze algemeene karaktertrekken zijn het, onzes bedunkens, bovenal, welke men naauwkeurig moet opmerken, om de historie der kunst met vrucht te beoefenen. Raphaël was het hoofd van de Romeinsche School; van dien grooten man ontving zij de strengheid van stijl, de naauwkeurigheid en zuiverheid van teekening, en verwierf, door deze twee hoedanigheden, den eersten rang. Door perrugin onderwezen, dien hij weldra overtrof, verliet hij geheelenal zijns Meesters manier, nadat hij de schetsen gezien had, welke michael angelo en da vinci voor het paleis der Hertogen van Florence gemaakt hadden. Pause julius den II zijnde voorgesteld, door den vermaarden Bouwkundige bramante, zijnen bloedverwant, had hij, sints hij in deze loopbaan zijnen voet had gezet, eene luisterrijke gelegenheid ter ontwikkelinge van de dierbare gaven, welke hij van oefening, en nog meer van de natuur ontleende. Men stelde hem aan het schilderen in de vertrekken van het Vatikaan, en hij begon met de School van Athene, een edel, rijk, bevallig stuk, alwaar hij de grootste mannen der aloudheid bijeenvoegde, en bezield schijnt te zijn geweest door die verwonderlijke Oudheid, met opzigt tot de zuiverheid van omtrekken en de edele eenvoudigheid der houdin- | |
[pagina 97]
| |
gen. Van tijd tot tijd leverde hij den Twist van het H. Sacrament, den Parnassus, en had welhaast geene leermeesters en bijkans geene mededingers meer. Tot nog toe niets anders zijnde dan bevallig, naïf, naauwkeurig en sierlijk teekenaar, bezat hij grootheid noch majesteit. Het zien van de kapel, welke michael angelo toen beschilderde, ontwikkelde in hem de zaden dier beide hoedanigheden. Sedert klom hij van meesterstuk tot meesterstuk, tot op het heilloos oogenblik, waarin een ontijdige dood hem aan de kunsten ontrukte, van welke hij het wonder was, en toen hij zich onledig hield, om met alle de verhevene begaafdheden, welke hij reeds bezat, de kleur te paren, welke hij duslang had verwaarloosd. Zijn tafereel van de Verheerlijking, en van de heilige Familie, welke hij voor françois den I schilderde, bewijzen, dat hij ook hierin zoude hebben uitgemunt. Bevalligheid, naauwkeurigheid, sierlijkheid (men vergeve ons de herhaling), naïviteit in de uitdrukkingen, edelheid en natuurlijkheid in de houdingen, kieschheid van keuze in de gestalten, verhevenheid van gedachten - deze zijn de hoedanigheden, welke raphaël bezat; en nooit bezat een Schilder dezelve in een zoo hoogen graad vereenigd. Nooit heeft een Schilder zoo goed als hij die gelukkige vermenging der schoonste vormen gekend, welke de Natuur aanbiedt, en der denkbeeldige ontwerpen, van welke de Oudheid de modellen heeft achtergelaten. Uit deze vermenging vloeit voort het fraai-zamengestelde, waarvan hij beelden heeft nagelaten, die nog niet geëvenaard zijn, en welke ongetwijfeld nooit zullen overtroffen worden. Eenvoudig en verheven in de karakters zijner hoofden, is hij vooral verwonderlijk in die der maagden en grijsaards. Zijne omtrekken, in weerwil van derzelver verwonderlijke zuiverheid, schijnen met eene gemakkelijkheid, wij zouden schier zeggen met eene losheid, gemaakt te zijn, die over zijne stukken eene onbeschrijflijke bevalligheid verspreidt. Het is het molle atque facetum van virgilius, en de Tafereelen des eenen zullen ongetwijfeld even bezwaarlijk geëvenaard worden als de Verzen des anderen. De staat der Schilderkunst in dit tijdperk in geheel Italie geeft natuurlijk aanleiding tot eene aanmerking, die, omdat zij dikmaals gemaakt werd, misschien minder belang- | |
[pagina 98]
| |
rijk is, maar welker gegrondheid door de ondervinding van alle eeuwen is bekrachtigd: te weten, dat de kindsheid der Kunsten, doorgaans langdurig en zwak, altijd van eene spoedig opkomende en schitterende jeugd wordt gevolgd. Op dikke duisternis volgt eensklaps het helderste licht; de grootste vernuften worden, om zoo te spreken, gelijktijdig geboren. De kunst klimt in een oogenblik tot volmaaktheid, en haar verval, hetwelk van dat oogenblik af aan een begin neemt, is slechts door eene kleine tusschenpoozing van hare kindsheid gescheiden. Indien in de tijden, welke op deze beroemde tijdperken volgen, eenige gelukkige vernuften haren roem nog handhaven, blijven zij echter immer op eenigen afstand van de groote modellen, die nooit overtroffen zijn. Deze waarheid doet zich inzonderheid opmerken in de herleving der Schilderkunst bij de hedendaagschen. Zelfs voordat raphaël de Romeinsche School tot den hoogsten rang had verheven, hadden leonard da vinci en michael angelo over de Florentijnsche grooten luister verspreid. Leonard da vinci, die het eerst verscheen, bragt de Schilderkunst onder vaste regelen, en paarde het voorbeeld met het onderwijs. Michael angelo, die hem volgde, was groot in de Schilderkunst, en muntte inzonderheid uit in de Bouwen Beeldhouwkunde. Zijne schildering is fier en verschrikkelijk; doch daar hij op het moeijelijke en ontzettende, meer dan op het edele en ware was bedacht, verbaast zij meer dan zij behaagt. Groot Ontleedkundige zijnde, bevlijtigde hij zich te zeer om de spieren te doen uitkomen, en derzelver werking te overdrijven. Indien hij niet de volmaaktste Schilder geweest zij, was hij althans de eerste, welke deed zien, wat het grootste in deze kunst was; hij baande den weg voor raphaël. Gelijktijdig met dezen grooten man bloeiden georgion en titiaan, die prinsen van de Venetiaansche School, welke alle andere ten aanzien van het koloriet overtreft. De Lombardsche School, welke sedert de meest vermaarde en vruchtbaarste in voortreffelijke Schilders was, leverde kort daarna corregio, primaticius en polidorus: dien corregio, van wien men gezegd heeft, dat een Engel zijn penseel scheen bestuurd te hebben; dien primaticius, wiens naam voor Frankrijk dierbaar zijn moet, werwaarts hij, nevens den | |
[pagina 99]
| |
Florentijn Meester roux, den Romeinschen smaak en de fraaije overleveringen der Schilderkunst overbragt. Deze onderscheidene Scholen leverden Schilders uit, die hunne Meesters vervingen, en een gedeelte van hunnen roem en talenten erfden: te Venetie, paul veronese, zoo luisterrijk en groot, tintoret, zoo rijk en krachtig; te Rome, julius romano, stout en naauwkeurig, barocchi, bevallig en zacht, en derzelver opvolgers andreas sacchi en feti; te Florence, andreas del sarto, daniel de volterra, Meester roux, pietro de cortona, enz. Maar het was vooral in de Lombardsche School, alwaar de Schilderkunst met den duurzaamsten luister prijkte. De smaak van deze School, in haren oorsprong stijf en gedrongen, onderging in de volgende eeuw eene geheele verandering, door den vermaarden hannibal carraccio, wiens teekening zoo naauwkeurig, wiens kleur zoo sterk, en wiens uitdrukkingen zoo krachtig zijn; en terwijl de overige Scholen allengskens de schoone loopbaan verlieten, welke hare eerste Meesters haar geopend hadden, leverde de zijne, herschepster der ware beginselen, eene menigte doorluchtige kweekelingen, die, gedurende eene lange reeks van jaren, de glorie van Italie waren: albano, den Schilder der bevalligheden; guido, die met bevalligheid verhevenheid en kracht paarde, en die volmaakt zijn zoude, indien zijne teekening niet een weinig gemaaktheids verraadde; caravaggio, minder naauwkeurig, maar nog krachtiger dan zijn Meester; guerchin, schitterende en rijk; dominiquin eindelijk, dien verheven Schilder, die alleen voor raphaël, in sieraad en naauwkeurigheid, behoefde onder te doen, en met welken hij ten aanzien van de karakters en uitdrukkinge kan vergeleken worden.
(Het vervolg en slot hierna.) |
|