te verklaren, dat dit lief en nuttig geschrift, onder Gods zegen, uitnemend veel goeds kan doen, en dat het in iedere Lees-Bibliotheek tot Nut van 't Algemeen eene plaats verdient, en wel eene plaats onder de meest doelmatige Volksgeschriften; en in dit ons gevoelen heeft de herhaalde lezing van dit eerste Deeltje ons volkomen bevestigd.
De Geschiedenis, hoe belangrijk en onderhoudend, is toch van zoodanig geschrift het voorname niet; - daarom willen wij liever met een enkel woord opgeven, in welke opzigten al de godvruchtige sailer dit Volksboek aanprijst in het waarlijk naïve Voorberigt, dat wij geheel der lezing aanprijzen. Wij vinden ons daartoe te meer gehouden, alzoo wij waarlijk er niets hebben bij te voegen, en er ook niets weten af te doen.
Het werkje is geheel kiesch en onaanstootelijk geschreven; niemand vindt er een steen des aanstoots, of zal bij de lezing blozen. Het bevat de nuttigste leering, ten opzigte van ons tijdelijk belang, en de dierbaarste pligten; het leert met eere vrolijk zijn, en een gerust sterven in de vrolijkste hoop. 't Geen echter boven alles nuttig en aangenaam wezen zal, is de leere des geloofs aan eene Voorzienigheid, die van de eerste bladzijde des boeks tot aan de laatste op eene klare en aanminnige wijze wordt voorgedragen. Overigens, het is eene geschiedenis, alles in het boek leeft, en men kan het als met oogen zien. De geschiedenis is daarenboven niet uit afgelegene tijden en landen; maar zij, voor wien het boekje bestemd is, vinden zich in 't zelve te huis, en in hunnen eigenen kring. Wat den Landbouw betreft, hier betuigt sailer zijne onkunde, (en wij met hem) maar hij beroept zich op de getuigenis van deskundigen; en dat de Boer van Ried juist aan geene oude gewoonten verslaafd was, hierin mag hij ook onder ons ten voorbeeld zijn. Menigmaal zal het den Lezer vreemd doen, dat bij iederen nood zoo spoedig hulpe komt, er dat er in 't bijzonder zulk een overvloed van geld voorhanden is. Zekerlijk is het niet te ontkennen, dat 't geld in de wezenlijke wereld eenigzins zeldzamer is, dan in de boeken; doch leert men slechts vlijtig arbeiden, den naasten weldoen, en op God vertrouwen, zoo zal men vinden, dat de Heer rijk genoeg is voor ieder, die Hem aanroept. In dit werkje komt veel lijden voor, maar daaraan ontbreekt 't ook in de wereld niet; dit is intusschen hier zoo schoon en leerzaam, dat de hoofdpersonen zich zoo goed in dat lijden weten te schikken. Dat het beeld der
voortreffelijke Huismoeder hier zoo uitvoerig geteekend is, geeft aan dit boekje eene wezenlijke waarde; ook salomo wist zoodanig eene Vrouw niet genoeg te roemen. Eindelijk komen hier ook sterfgevallen voor, en zoo is 't ook in de wereld; doch 't doet den Schrijver eere aan, dat zijne goede lieden zoo ongemeen schoon sterven, dat men zich en zijnen Lezeren geen' schooner' dood zou weten toe te wenschen. (Dit sterven vinden wij in het