Romulus, door August Lafontaine. Met Platen. Te Amsterdam, bij de Wed. J. Dóll. 1807. In gr. 8vo. 308 Bl.
‘Men weet, wat er van een onderwerp door lafontaines pen worden kan;’ hierin geven wij den Vertaler gelijk, en dit Meesterstuk kan het op nieuw bevestigen. Hij stelt hetzelve met de Werken van eenen fenelon en florian gelijk; de tijd zal te dezen aanzien beslissen; wij noemden het reeds een meesterstuk, doch maken geene vergelijkingen. Natuurlijk blijft de Dichter niet bij de geschiedenis; hij heeft veel verdicht, en wijkt ver genoeg af. Maar om geschiedkundige waarheid en zekerheid leest men de AEneis niet! - Echte oude karakters, heldengeest, goede zedelijke beginselen, leerzaam onderrigt, en roerende daarstelling van hoogstbelangrijke tooneelen van liefde en menschenvreugd, eenen romulus, dien men beminnen, eeren, ja bijna vergoden moet; - dit is 't, wat ons lafontaine geeft; - eenen beteren, meer leerzamen, beminnelijken romulus, dan de geschiedenis oplevert en opleveren kon. Eene verdichting derhalve, maar welke ook iederen Romanlezer, door alle de bekoorlijkheden, deze soort van geschriften eigen, aan zich boeit. In zes boeken loopt het stuk af, en eindigt, daar hersilia de gade wordt van den gelukkigen romulus.