en smaak in het weefsel, en vooral de sterrekunde ter berekening van den tijd, ook met behulp der slinger-uurwerken van latere ontdekking; terwijl dezelfde kunst, in de afbeelding van s'menschen werkzaamheden, zijne krachten, door middel van hefboom en rad, uitnemend te hulp komt, behalve nog in het aanleggen van sluis-, molen-, water- en stoom-werken, zuig- en pers-pompen, zoo wel ter keeringe van vloeden, droogmakinge van plassen, als ter brandblusschinge, of ter vorminge van lust-fonteinen en watervallen, waarin niet zelden de oude fabelkunde dartelt; gelijk zij tevens, in de waterweeg-kunde en de berekening van de zwaarte der lucht, aanleiding gaf tot allerlei uitvindingen, bijzonderlijk der luchtbollen.
Van deze beschouwing gaat de Dichter over tot de scheepvaart met hare kompas-naald en tijd-meter, tot de dichtkunst met alle hare maten, de welsprekendheid met haren invloed, de speelkunst met hare goddelijke toonen, de schilderkunst met hare verwen, vooral op het glas, tot de beeldhouw-, graveer-, ets- en bouwkunst met hare orden, en eindelijk tot de tuin- en tooneel-kunst, met den zang en dans, tot de laatste behoorende.
Deze zoo bekoorlijke schets wordt nu vervangen door het tafereel van den krijg met alle zijne jammeren, ofschoon door de vinding van buskruid, de kunst van den vestingbouw en den moed der helden merkelijk gelenigd. Weldra echter spant zich de snaar tot een aangenamer toon, in de beschouwing der genees-, ontleed-, heel-, schei- en natuur-kunde, met alle die ontdekkingen van later dagen, welke de luchtsoorten, licht- en warmtestof, de meerdere kennis van den mensch en zijn brein, van de ziekte-stof en het toedienen van geneesmiddelen, hebben voortgebragt, te gelijk met eene meerdere ervaring in het rijk der natuur door middel van het mikroskoop.
Ja, het is deze uitgebreidere kunde in het rijk der planten, dieren en delfstoffen, bergen en dalen, vuurmonden en afgronden, welke den zang des Dichters al meer en meer bezielt, en hem overvoert tot de beschouwing der sterrekunde, van hare eerste beoefening bij de Chaldeërs tot op het zonnestelsel, dat thans wordt aangenomen, met het meerdere aantal van vaste en dwaalsterren, welk het teleskoop nog dagelijks waarneemt, volgens de