om zijne meer dan gewone welsprekendheid, wiens gemis door de Gemeente, welke hij als Leeraar bediende, met regt wordt betreurd, en hetwelk der Hoogeschole door eenen van der palm voorzeker op de beste wijze konde vergoed worden. Met zoo veel genoegen als deze Leerrede zal gehoord zijn, hebben wij dezelve gelezen. Om van den deftigen en mannelijken stijl niet te gewagen, vertoont dezelve den kundigen Redenaar, die zijns onderwerps volkomen meester is, en, van de verdiensten des Overledenen doordrongen, denzelven, in de onderscheidene gewigtige betrekkingen, in welke hij stond, in een beminnelijk licht vertoont. Gelukkig, indedaad, dat een Redenaar van zoo ongemeene en zeldzame verdienste, als wijlen de Heer rau, eenen spreker als den Heer souchay tot Kerkelijken Lijkredenaar heeft bekomen!