Over de waarneming van den openbaren Godsdienst. Eene handleiding voor Hervormden. Door G.B. Reddingius, Predikant te Waardenburg en Nederrijnen. Te Amsterdam, bij W. Brave. 1808. In kl. 8vo. 74 Bl.
Een Boekje, gelijksoortig als dat over den Doop en het Avondmaal van denzelfden Schrijver, onlangs door ons aangekondigd. Ook dit vinden wij aanprijzenswaardig. - Intusschen geeft hetzelve ons aanleiding tot de volgende algemeene aanmerking, belangrijk genoeg om herinnerd te worden. De Schrijver stelt, ‘dat de openbare Godsdienstoefening niet minder dan vijf voorname oogmerken heeft, die alle van het uiterst gewigt zijn. Namelijk, vooreerst, bevordering van onze Bijbelkennis; ten tweede, bevordering van ons Christelijk geloof en troost; ten derde, bevordering van onze verbetering; ten vierde, verheerlijking van God en Christus; en ten vijfde, uitoefening van Christelijke gemeenschap.’ Dit voorstel is overeenkomstig de doorgaande denkwijze der Hervormden, en overeenkomstig hetzelve zijn alle de verdere redeneringen van den Eerw. reddingius ingerigt. Dan, onzes inziens, is dit voorstel onnaauwkeurig, en aanleidelijk tot eene verkeerde gevolgtrekking. - De hoofdbedoeling der openbare Godsdienstoefening is de openlijke en gemeenschappelijke verheerlijking van het Opperwezen en van den Zaligmaker der Wereld. Deze hoofdbedoeling vervat de eigenlijke en eenige veden van verpligting tot bijwoning der godsdienstige zamenkomsten. Men behoort zulks te doen, ten einde den Allerhoogsten in het openbaar en gezamenlijk te aanbidden, voor zijne weldaden te danken, aanhondende gunstbetooning en nieuwen zegen af te smeeken, mitsgaders om den Verlosser de hulde, Hem verschuldigd, toe te brengen, ook door de onderhouding der ingestelde plegtigheden, - en alzoo openlijk onze af hankelijkheid en dankerkentenis te betuigen. Dit eerbewijs is men Gode en den Zaligmaker verschuldigd, en daarom verpligt ten Huize des Gebeds op te komen, buiten aanmerking van het voordeel, 't welk men kan erlangen door de leerzame of stichtelijke voordragt des
Leeraars, tot vordering in godsdienstige kennis en opwekking tot Christelijke deugdsbetrachting. Niet dat wij zulks zouden gering achten: verre van daar. Bijbelverklaring en