heid aan 't behandelde onderwerp weet te geven, en wiens Leerredenen, zoo door de belangrijkheid der stoffe, als door de levendigheid van 't voorstel, en geheele wijze van behandeling, zich, op de voordeeligste wijze, van de meeste voorhanden zijnde kerkelijke redevoeringen onderscheiden, en, op de uitnemendste wijze, geschikt zijn, om beschaafde en nadenkende mensenen 't overgroot gewigt en wijduitgestrekt nut van redelijke Godsdienstbegrippen te doen gevoelen, en in 't geloof van de goddelijke waardij der weldadige Christelijke leer, tot bevordering van ware zedelijkheid, te sterken.
Ook deze Leerrede, ter voorbereiding tot de viering van het H. Avondmaal uitgesproken, verdient in veler handen te zijn. De inleiding, over de heerschende en steeds toenemende verachting van den Godsdienst, is treffend. Daartegen vindt hij, in de stichting dier heilrijke inrigting, tot plegtige gedachtenisviering van den dood van Jezus, een allezins geschikt behoedmiddel. De hoofdstelling, die hij in deze Leerrede, over de woorden van Paulus, 1 Korinth. XI:23-32, op de hem eigene wijze ontwikkelt, en met de gewigtigste en duidelijkste bewijsredenen bekleedt, is deze: dat het Avondmaal des Heeren ons, in denzelfden trap, gewigtiger worden moet, in welken ons tijdvak erger wordt. Hij vergelijkt, tot dat einde, de onderscheidene soorten van verergering in den tijd, dien wij beleven, met de bijzondere nuttigheden, die men, bij tegenoverstelling, van het Avondmaal kan verwachten. Het Avondmaal verschaft (1) bij de zucht naar verstrooijing onder onze tijdgenooten, verzameling; (2) bij hunne zinnelijkheid, verheffing; (3) bij hun ongeloof, bevestiging; (4) bij hunne eigenbaat, verwijdering; (5) bij hunne gewelddadigheid, geruststelling; en (6) bij hunne bepaling tot het aardsche leven, de hoop der onsterfelijkheid. Elk van deze punten bevat gepaste teregtwijzingen, vergezeld van de hartelijkste opwekkingen en krachtigste aansporingen, om warm gevoel voor Godsdienst en Zedelijkheid te onderhouden, en zich daarmede, tegen de lokstemmen der verleiding en de valstrikken der ondeugd, te sterken.