vertaling werd geleverd; men verlangde toen ernstig, uit hoofde van deszelfs aangelegenheid, dat het mogt voltooid worden. Dit geschiedde reeds in het jaar 1790: maar een ontijdige dood nam den Schrijver weg, terwijl hij den tweeden en verbeterden druk van zijn werk verzorgde, waarvan het eerste deel in 1794 uitkwam, het tweede in 1796 onder opzigt van j.h.m. ernesti, Hoogleeraar te Coburg. De aangelegenheid van dit werk bestaat voornamelijk in deszelfs aanleg, om de oudheden van Rome enderscheidenlijk op te geven naar de tijdsopvolging, welke zoo groote veranderingen in het huisselijke leven, de wetenschappen, de zeden, den godsdienst en de staat- en krijgskunde der Romeinen heeft te weeg gebragt. Op zulk eene wijze waren de Romeinsche oudheden te voren niet behandeld, en zulk eene onderscheidende kennis derzelve was nogtans allezins noodig tot regt verstand van de oude Latijnsche Schrijvers en tot eene duidelijke voorstelling van enkele tafereelen uit de Romeinsche geschiedenissen voor den dichter, redenaar en kunstenaar. De Schrijver gevoelde nogtans het hoogstbezwaarlijke eener juiste uitvoering van dit ontwerp evenzeer, als de blijkbaarheid van deszelfs nut, uit hoofde van het ineenloopende van schier alle gebruiken en zeden, die toch met geene sprongen overgingen, maar zich ongemerkt en langzamerhand rigteden naar de groote veranderingen in den uitwendigen staat van het Romeinsche gebied. Hij verdeelde zijn gansche werk in negen boeken. Het Iste is door hem aan de plaatsbeschrijving van Rome gewijd; het IIde aan de beschrijving van de vaderlijke magt, van de huwelijken, den slavenstand, de leefwijze en de bezigheden der Romeinen; het IIIde vermeldt het
huisselijke leven, waartoe baden, maaltijden, vermaken, oefeningen, kleeding, huisraad, weelde en begrasenissen worden te huis gebragt; het IVde behelst de geschiedenis der beschaving of der kunsten, wetenschappen en letteroefeningen; het Vde handelt over het zedelijk karakter der Romeinen; het VIde over den godsdienst; het VIIde over het inwendig staatsbestuur; het VIIIste over de regtsbediening, en het IXde over het krijgswezen. Elk dezer boeken heeft twee afdeelingen, waarvan de eerste de geschiedenis des Romeinschen volks met betrekking tot de stoffe des boeks in chronologische orde opgeeft, de tweede behelst de eigenlijke en uitvoerige opgaaf dier oudheden zelve, met zorgvuldig rugzigt op de