Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1808
(1808)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 337]
| |
Kronijk, of korte opgaaf der gewigtigste Gebeurtenissen, bijzonder met opzigt tot de Fransche Revolutie en hare gevolgen sedert het laatst van 1788, voornamelijk getrokken uit de Fransche Leidsche Courant, door H.C. Serrurier. XVde Stuk. 's Hage, bij de Gebroeders Vosmaer. 1808. In gr. 8vo.Cicero, over de Wijsbegeerte en de verschillende gevoelens der menschen sprekende, zegt met regt: de tijd wischt de dwalingen der meeningen uit; de waarheid blijftGa naar voetnoot(*): maar het zelfde, wat men van de gissingen der Wijsgeeren, in het Natuurlijke, kan zeggen, laat zich ook toepassen op de meeningen, gevoelens, gevolgtrekkingen en voorzeggingen, welke de wijsgeerige Geschiedschrijvers niet zelden gemaakt hebben, en die wij thans in rook zien verdwenen; echter zijn er bij hun ook zulke meeningen aan te treffen, wier dwalingen niet door den tijd kunnen uitgewischt worden, maar, bij gebrek van gelijktijdige berigten van verschillende Schrijvers, van tijd tot tijd voortgeplant en vereeuwigd worden. - Zulke, door de waarheid onuitwisschelijke, vlekken in de Geschiedboeken aller Volken zijn juist die opgesierde, die schoon voorgedragene, die geheel hersenschimmige vindingen, waarmede men van ouds de gebrekkige overleveringen pleeg aan te vullen en te versieren; deze deden de eerste fabelen ontstaan; maar deze strekten ook niet zelden in de latere Geschiedenis, om min belangrijke tijdvakken, waarvan weinig of niets in het gehengen gebleven was, aan te vullen en tot een waarschijnlijk geheel te vormen; 't welk niet zelden, daarenboven, met bespiegelingen en overpeinzingen van de bedoeling, beweegredenen en karakters der personen, wier lotgevallen men te boek stelde, willekeurig vermeerderd werd. - Dit zelfs was doorgaans de toon, waarop de uitgebreidste, de wijsgeerigste en uitvoerigste Geschiedschrijvers hunnen alom beroemden arbeid steruden, sints herodotus de Westersche wereld met den Historischen schrijfstijl verrijkte. - Vóór en ná hem, bij alle Volken, die niet hunne overleveringen, maar de | |
[pagina 338]
| |
in hun eigen leeftijd voorgevallene gebeurtenissen voor vergetelheid trachten te bewaren, geschiedde zulks op eene veel eenvoudiger wijze, bij manier van dagelijksche aanteekeningen in die Registers, welke zij, naar de aaneenschakeling der tijden in dezelve, Chronica of Tijdboeken noemden. Zoodanig een Tijdboek nu ligt thans voor ons, eene vrucht des geheugens, niet des vernufts, eene verzameling van gebeurtenissen, niet van meeningen, die door den tisd kunnen uitgewischt worden, niet van vorige ons onbelangrijk gewordene Eeuwen, maar van het Tijdvak, de jaren, de maanden, de dagen, die wij allen beleefd hebben en nog beleven; een Tijdvak, dat, wegens deszelfs rijkheid van voorbeeldelooze lotgevallen, de pennen der wijsgeerige Geschiedschrijvers zoude verstompen, en welks gedurige opeenstapeling van de gewigtigste lotveranderingen het sterkste brein doet duizelen; een Tijdvak, in één woord, dat rijke stoffe voor de arbeidzaamheid van de wijsgeerige Geschiedschrijvers nog in vele volgende Eeuwen opleveren kan. Zulk een Tijdvak laat zich niet gedurende deszelfs loop in uitvoerige Tafereelen malen. Naauwelijks neemt men voor, eene der honderde belangrijke Gebeurtenissen met veel moeite en onderzoek in een helder daglicht te stellen, of, zie daar, terwijl men nog niet half zijn' arbeid voltooid heeft, komt eene veel gewigtiger Gebeurtenis het belang der vorige verflaauwen, en dezelve bijna geheel uit het geheugen wisschen; niet ongelijk aan de baren van den geduchten Zeestorm, welken ovidius op de reize naar zijne banplaats Pontus zoo schilderachtig beschrijft, en elk' Geschiedschrijver met hem doet uitroepen:
Qui venit hic fluctus, fluctus supereminet omnes;
Posterior nono est, undecimoque priorGa naar voetnoot(*).
Gelukkig, zoo wij in die onstuimige Zee der Gebeurtenissen nog een' Schrijver aantreffen, die zich de moeite getroost, om, uit een der geachtste dagelijksche en geloof verdienende Nieuwspapieren, eene eenvoudige Kro- | |
[pagina 339]
| |
nijk op te stellen. Hoe zeer die Schrijver ook niet door dezen arbeid naar den roem der robertsons, der humes, der wagenaars kunne dingen, echter kan zijne poging dat nut stichten, dat dezelve eenmaal ten grondslag van welligt nog zoo veel schooner Geschiedboeken zal kunnen dienen, als de robertsons, humes en wagenaars der volgende Eeuwen rijker stoffe in deze Eeuw, dan hunne Voorgangers in de Eeuwen die zij beschreven hebben, zullen aantreffen. Wat de behandeling van dit Dagboek betreft, deze is zeer eenvoudig, en kan even min als eenige andere Kronijk, waarin slechts het dagelijks voorvallende, zonder zwier van woorden of uiterlijke sieraden van redeneerkunde en welsprekendheid, opgeteekend wordt, ten onderwerp eener aesthetische critiek verstrekken. Dit is ook de reden, waarom wij deszelfs aankondiging tot heden vertraagd hebben, ten einde af te wachten, welk eene behandeling de Schrijver doorgaans in acht zoude nemen, en wat nut er eindelijk uit dezen arbeid te wachten ware. Thans begint dit nut, door het gebruik, dat wij er bereids zelve van gemaakt hebben, zich voor ons klaarder te openbaren. Wij konden dus nu niet langer nalaten, om, van dit thans reeds tot 15 Stukjes uitgebreide Werk, onzen Lezeren eenig verslag te geven; daar het alle onze Landgenooten, maar inzonderheid hen, die aan het roer des Bestuurs geplaatst zijn, op eene zoo gemakkelijke wijze aan de voornaamste trekken uit de Geschiedenis onzes wondervollen tijds herinnert, dat het hun, in hunne belangrijke en moeijeke posten, den dierbaren tijd, tot het nazoeken van vele reeds vergetene en verstrooide Dagbladen, besparen kan. |
|