Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1808
(1808)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe gelukkige uitwerkselen van het Christendom op de tijdelijke belangen der Menschen, aangetoond en bevestigd uit de geschiedenis en uit daadzaken. Door Heilby Porteus, D.D. Lord Bisschop van Londen. Naar den derden druk uit het Engelsch vertaald. Te Haarlem, bij J.L. Augustini. 1808. In gr. 8vo. 100 Bl.Eene der voornaamste en meest gewigtige bedenkingen tegen den Goddelijken oorsprong des Christendoms wordt ontleend uit de onheilen, welke men stelt dat de verspreiding der Evangelie-leere onder het Menschdom zou hebben aangerigt, ter oorzake van eenen geest van onverdraagzaamheid en wreedheid, dien de Bestrijders beweren dat het onderscheidend kenmerk des Christendoms zou uitmaken, en eindelooze bloedvergietingen, oorlogen en vervolgingen hebben aangerigt. Verscheiden Geleerden hebben hunne pennen gescherpt, om het Christendom van die blaam te zuiveren, en overtuigelijk aangetoond, dat de Christelijke Leere niet de oorzaak was van die droevige jammeren, maar het voorwendsel, waarvan Heerschzucht en Heblust zich bedienden tot bereiking van verfoeijelijke oogmerken, allezins onbestaanbaar en strijdig met den geest des Christendoms. Onder andere is dit zoo beknopt als voortreffelijk aangewezen door den Eerw. paley, in zijn uitmuntend Ge- | |
[pagina 316]
| |
schrift, getiteld: Overzigt van de bewijzen voor het Christendom, IIde Deel, bladz. 314 env. der Holl. vertaling. - Eene andere niet minder gewigtige tegenbedenking wordt afgeleid uit het geringe nut, 't welk de verspreiding der Evangelie-leere zou hebben te weeg gebragt. Ook deze is door beroemde Mannen voldoende wederlegd; en vervalt, wanneer men in aanmerking neemt, dat men den heilrijken invloed des Christendoms niet moet zoeken in de openbare en geruchtmakende gebeurtenissen, welke door Historieschrijvers vereeuwigd worden, maar in den stillen kring van het huisselijk en gezellig leven van bijzondere personen, wier geschiedenis door niemand beschreven wordt. Ook dit is op eene uitmuntende wijze ontwikkeld in het straks genoemde Werk van paley, IIde Deel, bl. 306 env. - Dan de Lord Bisschop porteus, door meer andere Schriften beroemd, heeft zich bepaaldelijk voorgesteld, om aan te toonen, dat de Christelijke Leer ‘niet alleen uit haren eigenen aard strekt ter bevordering van vrede, welvaart en vertroosting, maar ook met de daad dit zegenrijk uitwerksel gehad heeft; dat zulks in meerdere of mindere mate zigtbaar is door de geheele Christelijke wereld henen, en dat gevolgelijk de verkondiging en uitbreiding van den Christelijken Godsdienst, ook voor de belangen van dit leven, moet worden beschouwd als den grootsten zegen, dien de Hemel aan de kinderen der menschen immer schenken kon.’ - Dit oogmerk heeft de Lord op eene voortreffelijke wijze bereikt, bepalende zich ‘tot eene eenvoudige opgaaf van daadzaken.’ In de eerste Afdeeling, den weldadigen invloed des Christendoms op het huisselijk leven aanwijzende, doet hij zulks opmerken, 1. ten opzigte van het Huwelijk, de voornaamste der huisselijke omstandigheden, invloed hebbende op 's menschen geluk of ellende. De hoofdbron van huisselijk verdriet, de Veelwijverij, is door het Christendom gestopt, en de gevaarlijke vrijheid der Echtscheiding tot één enkel geval bepaaldGa naar voetnoot(*). De in- | |
[pagina 317]
| |
voering van het Christendom heeft het lot der Vrouwen niet alleen verzacht, maar grootelijks veraangenaamd. - 2. Ten aanziene der ouderlijke betrekkingen. Het Christendom heeft het straffeloos ombrengen van kinderen, van welke de ouders zich wilden ontdoen, afgeschaft, en het vaderlijk gezag binnen juiste grenzen beperkt. - 3. Met betrekking tot den staat der Dienstbaren. Allerongelukkigst was de toestand der slaven onder de meestbeschaasde volken der oudheid. Het Evangelie heeft wel niet uitdrukkelijk den slavenstand afgeschaft, (als 't welk bij de eerste verkondiging de allernadeeligste gevolgen zou gehad hebben,) maar den toestand der slaven zeer aanmerkelijk verbeterd, door het inscherpen van billijkheid en menschlievende gevoelens bij de Heeren, en het mededeelen van troost aan de Dienstbaren: zoo dat zij 't veel dragelijker hadden onder Christen-Meesters dan onder Heidensche. Doch de slavenstand onbestaanbaar zijnde met den geest van 't Christendom, zoo had het overhand nemen deszelven ten gevolge, eerst stellige wetten ter begunstiging der slaven, en naderhand eene ganschelijke vernietiging der huisselijke slavernij in Europa. Ook die der Afrikaansche Negers in de Coloniën mag men hopen, dat door den invloed van dien menschlievenden geest, welken het Christendom ademt, alomme zal worden afgeschaft, gelijk zulk reeds ginds en elders heest plaats gehad. In de tweede Afdeeling wordt de heilzame invloed des Christendoms op de openbare aangelegenheden voorgedragen. - 1. Zonder eenige bepaling aangaande den vorm van Regering voor te dragen, is het Christendom voor den staat der burgerlijke Maatschappij heilzaam geweest, door de Overheden billijke en goedwillige gevoelens in te boezemen, en de ingezetenen tot onderdanigheid en gehoorzaamheid te verpligten. a. Het Despotisme, oudtijds heerschende, en in het Oosten nog standhoudende, is afgeschaft, alomme waar de Christen-Godsdienst nationaal geworden is. b. Even zoo hebben opgehou- | |
[pagina 318]
| |
den de verdrukkingen, welke bijzondere, vooral afgelegene, Gewesten van de Landvoogden moesten verduren. c. Het zamenstel van wetten is zeer aanmerkelijk verbeterd. Tot staving hiervan worden eenige wetten van lycurgus, solon en anderen bijgebragt. d. Het leven der kinderen is beveiligd, en de vaderlijke magt beperkt. - Onder de Romeinen kon een Vader zijnen Zoon driemalen tot slaaf verkoopen, hem opsluiten, geeselen, verbannen, ja zelfs ter dood brengen: alles buiten verantwoording, en onder bescherming der Wet! - Zijne Dochter kon hij noodzaken, haren Man, dien hij zelf tot schoonzoon begeerd had, te laten varen: en zijne eigene Hnisvrouw, de Moeder zijner kinderen, was aan een gelijksoortig willekeurig gezag onderworpen. e. Het Regt wordt meer gemoedelijk bediend. Men herinnere zich de vonnissen, geveld over socrates en aristides, en hoe het eenen armen naauwelijks mogelijk was tegen verongelijkingen beveiligd te worden en daarvoor vergoeding te erlangen. 2. Het Christendom heeft de rampen des Oorlogs grootelijks verminderd, zoo wel als de beweegredenen tot het voeren van oorlog. Het oorlogen was oudtijds algemeen en altijddurend, eene nationale bezigheid, onregtvaardig aangevangen, wreedaardig voortgezet, vergezeld van opzettelijke verwoesting en bloedstorting. De krijgsgevangenen werden als slaven verkocht of gedood: de overwonnen steden werden geplonderd, uitgemoord en afgebrand. - Het verbod van wraakneming, in het Evangelie gegeven, heeft het oorlogvoeren onder de Christen-Volken menschelijker gemaakt, en doorgaans worden de overwonnenen zachtaardig behandeld. 3. Het Christendom heeft de Menschen-offers, onder de oude Volken gebruikelijk, en nog hedendaags onder de Wilden in zwang, volkomen afgeschaft. In de derde Afdeeling wordt aangetoond, dat de gelukkige verandering in den staat van zaken, in de vorige Afdeelingen voorgedragen, niet het uitwerksel is eener menschelijke Wijsbegeerte, maar bepaaldelijk van de verkondiging en uitbreiding der Christelijke Leer. Tot dat einde doet de Lord opmerken, 1. dat de Heidensche Wijsgeeren, hoewel geenszins minder in natuurlijk verstand en verkregen kennis dan de hedendaagsche, schter geenszins zulke menschlievende grondbeginselen, als het Christendom predikt, hebben in praktijk gebragt, | |
[pagina 319]
| |
maar integendeel de afgrijsselijkste gebruiken hebben voorgestaan, ja zelfs aangeprezen. Gelijksoortige wreedheden, als de geschiedenissen van de oude Volken vermelden, vond men ook in lateren tijd bij de Mexicanen, schoon boven de omliggende Natien in beschaafdheid grootelijks uitmuntende. In de daad, de hedendaagsche Wijsgeeren, hoe afkeerig van het Christendom, hebben hunne betere denkbeelden aan het Evangelie te danken. - 2. De Christelijke Leer zelve, hare karakteristieke voorschriften hebben eene eigenaardige strekking tot wering van onregt en verdrukking, tot bescherming van zwakken en ongelukkigen, tot aankweeking van billijke, goedwillige en medelijdende gevoelens, met één woord, tot bevordering van braafheid en menschlievendheid. - 3. Dit blijkt, daar de eerste stellige pogingen van eenig Gouvernement, om de straks gemelde onmenschelijkheden af te schaffen, aan Christen-Vorsten moeten worden toegekend. Bij voorb. het ombrengen van kinderen werd door den eersten Christen-Keizer verboden, en aan dezelfde straf als de Vadermoord onderworpen; even zoo werd de huisselijke slavernij, de schouwspelen der zwaardvechters, en de kruisstraffe, door Christen-Overheden afgeschaft. - 4. Het bewezene wegens den weldadigen invloed des Christendoms wordt nader bekrachtigd door de getuigenissen van eenige verklaarde Tegenstanders der Evangelie-leere, zoo als gibbon, bolingbroke, rousseau, enz. En eindelijk uit alles dit Besluit opgemaakt: ‘De Philosophie, zoo oude als hedendaagsche, is wreedaardig, en kan dus geenszins de oorzaak zijn der voorgedragene zegeningen. Daarvan kan slechts één eenige Bewerker zijn; niemand kan dat wezen dan: de God van alle vertroosting en blijdschap.’ Na deze schets van het Werkje voorhanden zoude het overtollig zijn, hetzelve aan te prijzen. Het is uitmuntend in zijne soort, en kan dienen, zoo wel om den Christen in zijn geloof aangaande den Goddelijken oorsprong der Heilleere te bevestigen, als om den Twijfelaar tot overtuiging te brengen en den Tegenstander te verstommen. |
|