Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1808
(1808)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHet licht des Evangeliums, of de woorden van Jezus, zonder eenig bijvoegsel, als de onfeilbaarste Godsdienstleer, en de eenige weg ter zaligheid. Een Zakboekje voor alle Christenen. Uit het Hoogduitsch. Te Leijden, bij J. van Thoir. In 8vo. 197 Bl.De ongenoemde Schrijver van dit boekje deelt ons, even weinig als de Vertaler, iets van het bepaalde doel en plan, 't welk hij zich, in de bewerking, voorgesteld had, mede. Wij zien alleen uit den titel, dat hij een kort opstel van de Christelijke Leer, opgemaakt uit de eigen woorden van Jezus, zonder eenig bijvoegsel, heeft willen vervaardigen. Eene groote menigte van gezegden van Jezus wordt uit de Evangelien, ook in 't Aanhangsel uit de Openbaring van Johannes, bijeenverzameld, en tot zekere Hoofdstukken gebragt, behalve het Aanhangsel, zes-en-zestig in getal. En deze | |
[pagina 275]
| |
verzameling zal dan de onfeilbaarste Godsdienstleer bevatten, en den eenigen weg ter zaligheid! Naar welke regels de Schrijver de aangehaalde gezegden van Jezus, als behoorende tot de algemeene Godsdienstleer voor alle tijden, van anderen, die alleen passen op den tijd, waarin hij leefde, en op de menschen, met welken hij omging, onderscheidt, heest hij ons niet gemeld, 't Blijkt ook niet, dat hij zich, in de keuze der bijgebragte woorden van Jezus, over dit onderscheid merkelijk heeft bekommerd. Hoe zou hij anders, ten bewijze van diens leere over 't navolgen van Jezus, de wonderbare kracht des geloofs, de gewillige opneming van 't kruis, het inwendig lijden en de heiliging, het geestelijk sterven, den Heiligen Geest en deszelfs werkingen in de harten der geloovigen, zich Hoofdst. 25, 26, 9, 27, 28, 29, 56, op zoo vele plaatsen hebben kunnen beroepen, die geene leeringen voor alle menschen en alle tijden bevatten? Dit waarlijk niet gering gebrek van dit werkje wordt, onzes inziens, merkelijk verergerd door een tweede, dat namelijk de woorden van Jezus alleenlijk opgegeven worden, zonder iets daarbij te voegen, tot verklaring van gezegden, die, naar onze wijze van denken en spreken opgevat zijnde, niet zelden onverstaanbaar zijn, of een geheel anderen zin, dan Jezus er zich bij zal voorgesteld hebben, opleveren. Hoe zullen b.v. gemeene Christenen, zonder uitlegging, vele bijgebragte woorden van Jezus, in de Afdeelingen over de nieuwe geboorte uit God, het indringen door de enge poort, het vertrouwelijk gebed, de genadige verlichting, het huwelijk en de onthouding, H. 11, 14, 16, 17, 48, hoe zullen zij de meeste ginds en elders ingevoegde gelijkenissen verstaan? Hoe veel gevaar zullen zij loopen, om ook vele andere gezegden, b.v. in de Afdeelingen over de overtuiging van zondaren door den Geest van Jezus, de tegenwoordigheid van Jezus in het Koningrijk der Hemelen, de verpligting om bij Jezus te blijven, de inwoning van den Drieëenigen God in onze harten, de voorbede van onzen Hoogepriester Jezus Christus, de teekenen der laatste tijden, H. 3, 57, 58, 60, 62, 63, verkeerdelijk uit te leggen? Wij kunnen 't ook niet goedkeuren, hoewel onze Schrijver de eerste niet is, die zulks beproefd heeft, dat men uit de woorden van Jezus alleen een volledig zamenstel van de Christelijke leer tracht te vervaardigen. Hij zelf heeft 't ge- | |
[pagina 276]
| |
zegd, dat zijne Apostelen vele dingen nader verklaren en verder uitbreiden zouden. En dat hebben zij immers gedaan. Verscheidene, naar 't oordeel van den Schrijver, ware leeringen van het Christendom, die hij daarom ook Jezus, hoewel zeldzamer en min duidelijk, laat voordragen, b.v. over de uitstekend groote menschenliefde van God door Jezus Christus openbaar gemaakt, over de gewone werkingen van den Heiligen Geest op de harten der menschen, H. 1, 3, 56. deze en andere leeringen zijn door de Apostelen meer opzettelijk behandeld en nader uitgelegd. Waarom deze eigene uitlegging der Apostelen er niet bijgevoegd, opdat zij, voor welken dit Zakboekje geschikt is, de onfeilbaarste Godsdienstleer en eenigen weg ter zaligheid er niet twijfelachtig en slechts ten halve uit leeren kennen? Men zon deze aanmerking te ver trekken, als men zou willen beweren, dat wij de eigenlijke leer van Jezus geenszins uit de Evangelien, maar alleen uit de Handelingen en Brieven der Apostelen, kunnen leeren kennen. Wij erinneren ons de gewigtige bedenkingen, daartegen onlangs, in ons MaandwerkGa naar voetnoot(*), in 't midden gebragt, en houden ons verzekerd, dat de Apostelen geene nieuwe, door Jezus geheel voorbijgegane, veel min met die van Jezus zelven strijdige, leeringen voorgedragen hebben. Maar wij stellen niet minder vast, dat in de Apostolische Brieven en in de Handelingen zoo wel de leer van Jezus vervat is als in de Evangelien, en dat wij die, door verstandige vergelijking van de voordragt der Apostelen met 't geen Jezus zelf geleerd heeft, veel beter, in haren geheelen omvang, verstaan, beoordeelen en gebruiken kunnen, dan wanneer wij ons aan de Evangelien alleen houden. Veel zou verder op verscheidene geheel ongepast aangehaalde plaatsen aan te merken vallen, indien wij de moeite wilden nemen, om dit geheele opstel van bladzijde tot bladzijde met dat oogmerk door te gaan. Hoe ongeschikt wordt b.v., om slechts twee plaatsen te noemen, H. 53, van den heiligen doop, 't zeggen van Jezus aangehaald, Matth. XX:22. Kunt gij met den doop gedoopt worden, waarmede ik gedoopt worde? | |
[pagina 277]
| |
en H. 54. van het heilige avondmaal, een gezegde uit Openb. III:20. Ik zal met hem avondmaal houden? Andere daarentegen zijn achtergebleven, die ons verscheidene leeringen van Jezus, als door hemzelven in oefening gebragt, in 't voortreffelijkst licht vertoonen. Wij bedoelen hier inzonderheid de meesten van 's Heilands laatste woorden. Men ziet uit deze aanmerkingen, dat wij met dit boekje, hoe goed anders 't oogmerk van den Schrijver moge geweest zijn, niet wel te vrede zijn. Een volledig opstel van de Leer van Jezus, zaamgebragt uit diens eigen woorden, en een dergelijk van de Leer der Apostelen, opgemaakt uit hunne schriften, en wel 't een en ander zoo ingerigt, dat, alwat daarin algemeen bruikbare leer is, door duidelijke verklaring van den spreektrant dier tijden, nader bepaald, en 't geen alleen voor hunnen leeftijd behoord heeft, achterwege gelaten werd, zou eene behoefte vervullen, die door velen erkend, maar waaraan nog door niemand voldaan is. Of onze Schrijver voor deze niet zeer gemakkelijke taak wel berekend zij, laten wij anderen oordeelen. |
|