| |
Handboek der Aardrijkskunde, ten dienste van alle Voorstanders dier Wetenschap; benevens eene Inleiding in de Wis- en Natuurkundige Geographie, gevolgd van een volledig Register, door J.E. Fabri, Hoogleeraar te Erlangen, enz. Vertaald, met onderscheidene Bijvoegselen en Aanmerkingen tot heden vermeerderd, en van de noodige Kaarten, naar de nieuwste bepalingen, voorzien, door J. van Wijk, Roelandszoon. Iste Deel. Te Haarlem, bij F. Bohn. 1807. In gr. 8vo. Behalve het Voorwerk, 294 bladz.
Met hoe veel lof ook oudtijds hubner het vak der Staatkundige Aardrijkskunde behandeld heeft, en deszelfs Werk, vooral door den arbeid, die daaraan door bachiene en cramerus besteed is, zeer aanzienlijk is verbeterd; valt het echter niet te ontkennen, dat hierin veel te verbeteren valt, zoo om de groote veranderingen, die de verdeeling der Landen, Staten en Re- | |
| |
geringsvormen ondergaan hebben, als uit hoofde van de uitgebreider en naauwkeuriger kennis van vele gewesten des Aardrijks sedert de latere ontdekkingen. Met genoegen kondigden wij reeds voor meer dan vier jaren aan, den arbeid van den kundigen j. de gelder, besteed aan het beroemde Werk van guthry; 't welk echter eenen tragen voortgang schijnt te hebben, en, indien zulks misschien aan gering vertier is toe te schrijven, een gunstiger onthaal allezins verdiende; ten minste is het wiskundig gedeelte der Aardrijkskunde door den Heer de gelder met veel oordeel en juistheid behandeld.
Het nu aangekondigd Werk is eene uitbreiding van de met lof bekende Beknopte Handleiding tot de Aardrijksbeschrijving van denzelfden Auteur, mede bij den Drukker dezes f bohn, 1805, in de Fransche en Nederduitsche talen, ten dienste van het onderwijs op de Scholen, uitgegeven. Dit uitgebreider Werk des Hoogleeraars j.e. fabri is in Duitschland met veel graagte ontvangen; en het is naar den negenden verbeterden Druk, dat deze Vertaling het licht ziet. J. van wijk, zeer verdienstelijk Onderwijzer der Jeugd op eene der Departementsscholen der Maarschappije Tot Nut van 't Algemeen te Amsterdam, heeft daaraan zijne kunde, vlijt en arbeid wel willen besteden, ten dienste zijner Landgenooten; en verdient hij hierin te meer lof, daar hij niet als bloot Vertaler te voorschijn treedt. Hij heeft zelf de moeite genomen, nieuwe berigten van Reizigers na te slaan, die ten voordeele gebruikt, en bij elk Land deszelfs Maten, Munten en Wisselhandel aangetoond. Met betrekking tot ons Vaderland vooral wenscht hij uitvoeriger en naauwkeuriger berigten mede te deelen, om dit Werk voor onze behoeften meer geschikt te maken, en hoopt daartoe door medewerking en bijdragen van kundige lieden in staat gesteld te worden; tot welken verdienstelijken arbeid wij hem lust en krachten toewenschen.
Het is uit den aard der zake, gelegen niet alleen in de wisselvalligheid der menschelijke dingen, aan gedurige afwisselingen onderhevig, maar ook in de menigvuldige Oorlogen, welke nieuwe verdeelingen der Landen ten gevolge hebben, dat alle Staatkundige Aardrijksbeschrijvingen door den tijd geheel onbruikbaar worden. Thans vooral wordt de gedaante van Europa, zoo ten opzigte van de verdeelingen der Landen, als met betrek- | |
| |
king tot derzelver Staatsinrigtingen en Regeringsvormen, zoodanig veranderd, dat van daar de tegenwoordige tijd min geschikt schijnt voor dusdanigen arbeid. De Heer van wijk heeft zulks zeer wel ingezien, maar is van oordeel, dat de behoefte van een geschikt Aardrijkskundig Werk, vooral bij de beschouwing der gewigtige gebeurtenissen van onzen tijd en bij het lezen der nieuwspapieren en geschiedenissen, nu meer dan ooit dringende is. Hij meent ook deze zwarigheid te zullen ontgaan, met niet te beginnen met ons Vaderland en het middenste gedeelte van Europa, gelijk hij anders zoude gedaan hebben, maar met de Noordelijke Landen, welke in dit Deel worden afgehandeld, en ‘in welke men,’ gelijk hij zegt, ‘geene gewigtige veranderingen te vermoeden hebbe;’ terwijl hij hoopt, dat, bij de uitgave van het tweede Deel, de Staatkundige Verdeeling van Europa de gewenschte vastheid en besteudigheid zal hebben verkregen. Hoe het zij, wij hopen, dat de ongunst der tijden op dezen arbeid eenen min nadeeligen invloed moge hebben, en voegen onzen wensch bij dien des Vertalers, dat ‘deze overweging elk weldenkenden te eerder aanspore, om eene zoo kostbare onderneming, ten algemeenen nutte begonnen, te helpen bevorderlijk zijn.’ Zekerlijk valt deze onderneming kostbaar, inzonderheid ook uit hoofde van het fraai stel geheel nieuw in het koper gebragte Kaarten, waarmede dit Werk versierd wordt. Deze Kaarten zullen ook afzonderlijk en ongeplooid in Omslagen op best velin Rojaal papier bij den
Uitgever te bekomen zijn.
Ten einde de Aardrijksbeschrijvingen duurzamer, en niet telkens van de steeds afwisselende Staatkundige betrekkingen afhankelijk te doen zijn, is misschien de volgende voorslag niet geheel te verwerpen: dat men de Staatkundige betrekking, benevens alles, 't geen daartoe behoort, geheel van de Aardrijkskunde afzonderde; bepalende zich eeniglijk tot de ligging der Landen, Steden, Vlekken, derzelver aanmerkelijkheden, koophandel, voortbrengsels, inwoners, zeden, bedrijven, enz. Men zou dan de Landen moeten verdeelen, niet naar eenigen Staatkundigen omtrek, dewijl deze zoo dikwijls verandert, maar volgende voorname Zeeboezems en loop van Rivieren, waartoe zij het naast kunnen gebragt worden. Daar Duitschland in zoo vele afzonderlijke Staten verdeeld is, hebben sommige Aardrijkskundigen ten opzig- | |
| |
te van dit Land iets dergelijks sedert lang gedaan, en hetzelve verdeeld in Landen aan den Rijn, aan den Main enz. De groote rivieren zouden voor de hoofdverdeelingen, de kleine, waarvan overal een genoegzame voorraad voorhanden is, voor onderdeelen kunnen dienen; volgens welke verdeelingen men algemeene en bijzondere Kaarten zou kunnen ontwerpen. Men zou ook eene Wiskundige verdeeling kunnen volgen, en naar de graden van Lengte en Breedte de geheele oppervlakte vanhet vaste Land naar willekeur in verscheiden stukken kunnen snijden, en dezelve afzonderlijk ashandelen, Naar het eerste ontwerp zouden intusschen de Kaarten een bevalliger aanzien hebben. Men zou voorts een afzonderlijke Kaart, of zoo vele men noodig achtte, kunnen ontwerpen, naar den politieken toestand van dien tijd, met bijvoeging van de gebruikelijke Namen der Landen. Dan zoude het groot stel Kaarten ook niet telkens gebrekkig worden door nieuwe staatkundige verdeelingen. Men denke slechts aan de Kaarten (opdat wij alleen deze noemen), ons voorstellende de Landen, oudtijds bekend onder den naam van Oostenrijksche Nederlanden; die men alzoo
bleef noemen, schoon vele derzelve reeds sedert lang tot Frankrijk of de Vereenigde Nederlanden behoorden: al hetwelk groote verwarringen in het behandelen der Aardrijkskunde geeft. Bij de Kaart, ons de staatkundige verdeeling der Landen voorstellende, zou, bij wijze van Aanhangsel, al hetgeen tot het eigenlijk staatkundig gedeelte der Aardrijkskunde behoorde, kunnen verhandeld worden; en zou, bij merkelijke veranderingen in het staatkundige, alleen dit Aanhangsel, benevens de daartoe behoorende Kaarten, kunnen veranderd worden. Recensent wil echter niet ontkennen, dat zoodanig een plan ook in de uitvoering zijne zwarigheden zou ontmoeten; weshalve hij, hiervan afstappende, de Lezers met het Werk voorhanden nog iets nader wil bekend maken.
Vooraf gaat eene Wiskundige beschouwing des Aardkloots, welke wel kort, doch over het geheel met vereischte naauwkeurigheid behandeld is, met aanwijzing echter op de meer uitgewerkte Inleiding van den Heer j. de gelder, boven genoemd. Men kan echter, onzes achtens, deze voor voldoende houden; schoon wij moeten erkennen, dat dezulken, die daarin geen uitvoeriger onderwijs genoten hebben, dit gedeelte bezwaar- | |
| |
lijk uit zulk een opstel zouden leeren. Meer moeten wij het houden voor eene handleiding, waarvan een Onderwijzer zich gevoegelijk kan bedienen. Daar er van alle Lijnen, die men gewoon is op de Globen te trekken, eenig verslag gegeven wordt, had er ter plaatse, alwaar er van het kompas en de windstreken gesproken wordt, eenige beschrijving kunnen bijgevoegd worden van de Loxodromische Lijnen, die mede op de Globen voorkomen.
Hierop volgt eene Natuurkundige Aardrijksbeschrijving, waarin verslag gedaan wordt van den Dampkring, Luchtverhevelingen, Winden, gesteldheid van de oppervlakte des Aardbodems, inwendige Voortbrengsels, Mineralen, Bergen, aard der Landen, Bronnen, Rivieren, Meren, Zeeën, Diepten, voortbrengselen der Aarde, Menschen, Dieren. Deze Wis- en Natuurkundige beschouwingen des Aardbols beslaan slechts 74 bladzijden.
Thans volgt de Staatkundige Aardrijksbeschrijving, als zijnde het eigenlijke doel des Schrijvers. Men moet echter onder het woord staatkundig zich een veel grooter omvang voorstellen, dan hetzelve aanduidt: want hieronder is ook begrepen, 't geen in andere Aardrijksbeschrijvingen daartoe gebragt wordt, als Natuurlijke ligging, Zeeboezems, Rivieren, aard der Gronden, derzelver Voortbrengsels, Klimaat enz. Volgens het ontwerp, door Recensent boven kortelijk opgegeven, zou dit alles tot de eigenlijke Aardrijkskunde moeten gebragt worden, en het Staatkundig gedeelte, afzonderlijk beschreven, zou meer aan deszelfs opschrift voldoen, en van veel kleiner bestek zijn.
De Schrijver begint met de verdeeling van Europa, telt ten Noorden Grootbrittanje en Ierland, Noorwegen, Denemarken, Zweden, Rusland, welke Landen in dit Eerste Deel worden afgehandeld, zijnde daarbij de noodige Kaarten gevoegd. Tot Rusland is mede gerekend deszelfs uitgestrektheid in Azië en Amerika. Bij elk Land is eene aanwijzing van de beste Kaarten. De stijl is ingerigt, om in weinig woorden veel te bevatten, waardoor zij in vloeibaarheid wel verliest, doch in rijkheid van zaken wint. Overal is van de nieuwste berigten gebruik gemaakt. Gelieft de Lezer over het een en ander zelf te oordeelen, zie hier, wat van Londen gezegd wordt. ‘Londen aan den Theems (middelbare
| |
| |
hoogte boven de oppervlakte der Zee 40 Voeten) de Hoofdstad van het geheele Rijk, de grootste Koopstad der geheele Wereld. Lengte 20o 25′ 45″. N. Br. 51o 35′ 49″. - Zij is omtrent 1½ mijl lang en meer dan eene halve mijl breed, heeft op eene(n) vlakke(n) inhoud van 4000 Acres (ieder van 5356 Eng. Voeten) 8000 groote en kleine straten (waaronder Cheapside, door de menigvuldige en kostbare Kramerijen, en de woonplaatsen der voornaamste Grossiers, waarschijnlijk de rijkste straat van de Wereld), 34 Markten, 71 Opene plaatsen, 162,000 Huizen enz. Verder waren er in 1796, 742 Taverns, 580 Inns (Herbergen), 822 Koflijhuizen, 7994 Openlijke Kroegen (Alehouses of Public houses), waar alleen door het werkvolk 36 Millioenen Guldens jaarlijks verteerd wordt; 30,000 Modekramers en Sieraad-verkoopers(,) 25 à 26,000 Kleerenmakersknechts en 12,000 Nachtwachts. In 1377 telde men nog geene 43,000 Inwoners, en nu rekent men dezelve des winters op 1,110,000(,) des zomers op 960,000. Volgens eene telling op last der regering gedaan, en in 1802 aan het Lagerhuis voorgelegd, blijkt, dat het getal der bewoonde huizen in dat jaar is geweest 121,229, en dat der onbewoonde 5185, en toen 864,845 Inw. zonder Krijgs(-) of Zeelieden te rekenen, daar het met deze de 900,000 oversteeg. In 1791 werden er 16,540,000 ponden Boter en 21,660,000 ponden Kaas gebruikt.’ enz. enz.
Hetgeen wij niet kunnen nalaten nog op te merken, is, dat de zinsneden doorgaans zeer slecht geinterpunctueerd zijn, 't geen zekerlijk aan onnaauwkeurige correctie moet worden toegeschreven, maar dikwijls in 't lezen stuit. Ook zijn de Latijnsche benamingen somwijlen kwalijk gespeld, als zonae torrida, frigida, doorgaans, collum voor coelum. Onder de onnaauwkeurigheden behoort ook: ‘De Zon blijft 8 dagen langer in de Noordelijke dan in de Zuidelijke Teekenen, dewijl zij (NB. Zon) in de eerste de Zon nadert.’ - ‘Alle 24 uren draait zich de Aarde eens in zichzelven (zelve) rond.’ Eigenlijk iets minder: want als dezelfde Ster wederom in den Meridiaan verschijnt, heeft de Aarde ééne omwenteling volbragt. Deze zinsnede is ook zuiver Hoogduitsch met Nederduitsche woorden. |
|