| |
Geneeskundige Waarnemingen, door H. van den Bosch, Practiserend Med. Doctor te Rotterdam, en Lid van de Departementale Commissie van Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzigt, residerende in den Haag, enz. Te Rotterdam, bij P. Holsteijn. 1808. In gr. 8vo. 66 Bladz..
Wanneer wij den wetenschappelijken strijd van zoo vele beoefenaren der Geneeskunde, in het vormen, voorstaan en volgen van bijzondere geneeskundige stelsels, 't welk niet zelden met eene roekelooze verwerping van de door anderen aan het ziekbed waargenomene verschijnselen gepaard gaat, beschouwden; wanneer wij daarbij in aanmerking namen, dat de geneeskundige wetenschap, door theorie alleen geschraagd en uitgeoefend, zoo dikwerf veranderen en vallen moet, als deze veranderde en viel; en dat geen middel zekerder gaat, dan de kunst, om, op eene beredeneerde wijze, aan het ziekbed op de uitspraken van de hoogste regtbank, die der ondervinding, aandachtig het oog te vestigen: dan wenschten wij meermalen die dagen van naauwkeurige waarneming te beleven, van welke hippocrates het treffendst voorbeeld heeft opgeleverd. Wel
| |
| |
is waar, wij bezitten een rijken schat van zulke met naauwkeurigheid opgezamelde waarnemingen, maar venschten echter gaarne dien rijkdom met tegenwoordige vermeerderd te zien, hoezeer men zich sedert eenige jaren, bijzonder in naburige landen, op de vervaardiging van onderscheidene theoretische handboeken heeft toegelegd, die wel eens van de oorspronkelijkheid van der Schrijveren denkbeelden getuigden, maar die ook veelal reeds bekende, nu echter in eenen meer hoogdravenden, woordvermeerderenden, natuur-wijsgeerigen zin verwisseld, bevatten.
Hoogstbelangrijk blijft alzoo voor de Geneeskunde en hare beoefenaars de uitgave van naauwkeurige en aan het ziekbed opgezamelde waarnemingen; en aangenaam is het voor ons, het geneeskundig werkje van den Rotterdamschen Arts als zoodanig te kunnen aanvoeren, bevattende hetzelve zijne waarnemingen omtrent eene klierziekte met opgevolgde abscessen, gedeeltelijke ontwrichting van het linker heupbeen en uitzetting van sommige andere gewrichten; - van eene hevige stuipziekte bij eene vrouw, bijna twintig jaren oud; - aangaande den spasmus cynicus, bij drie onderscheidene lijders, binnen den tijd van vijf maanden, telkens met eene ongunstige uitkomst; - van eene verzwering in de longen, door een uitwendig ontstaan gezwel, na gemaakte opening ontlast; - van knobbelachtige gezwellen aan den hals van den uterus en vernaauwing van het darmkanaal, bij de opening van het lijk eener vrouwe ontdekt; - met opzigt tot het beveiligend vermogen der koepokstofse tegen de kinderziekte, door een aanmerkelijk voorbeeld bewezen, en iets over de ingeënte kinderziekte aan 140 voorwerpen te Wageningen in het jaar 1801; - voorts omtrent het roodvonk of de scharlakenziekte, thans meer algemeen heerschende; - het nut van het extractum Hyoscyami nigri tegen verschillende soort van hoesten, vooral tegen den kinkhoest; - dat van het sulphuretum calcis tegen loodkolijken; - en eindelijk van eene gunstige werking van het Semen Phellandrii Aquatici bij kinkhoest, met opgevolgde verettering in de longen.
Uit het vooraf gezegde kunnen onze Lezers reeds opmaken, dat wij deze waarnemingen ter lezing en overweging aanprijzen. Waren dezelve eenvoudig als ziektekundige historien opgegeven, ook dan nog zouden
| |
| |
zij, naar ons oordeel, hare nuttigheid bezitten. Daar echter de Schrijver ook bij elke waarneming zijne gevolgtrekkingen, ter opheldering der ziekte zelve en ter verklaring zijner in het werk gestelde geneeswijze, gevoegd heeft, wordt dit nut nog aanmerkelijk vermeerderd; hoezeer wij ook, aan den anderen kant, ons verpligt vinden, hier bij te voegen, dat men wel eens bij zulke gevolgtrekkingen meerdere zekerheid en grondiger bewijzen zou kunnen verlangen. De waarnemingen op zich zelve beschouwd, als zoo vele daadzaken, aan geene Recensie kunnende onderwerpen, willen wij die gevolgtrekkingen eenigzins nader toetsen, en wel die in 't bijzonder, welke bij de waarnemingen omtrent het roodvonk of de scharlakenziekte gevoegd zijn.
De Schrijver dan schijnt de oorzaak van het Roodvonk of der Scharlakenziekte te stellen in eene eigenaardige stoffe, welke haren oorsprong in de eerste wegen neemt, en tevens uit dien hoofde derzelver besmetting of mededeeling aan anderen te ontkennen, schoon echter bekennende, dat hij nog geene genoegzame gronden bezit, om het besmettelijke geheel en al te verwerpen. - Ons bestek gedoogt even min, als dat des Schrijvers tot staving zijner denkbeelden, eene uitvoerige Verhandeling over de onzen te leveren; wij willen ook gaarne het mogelijk beslissende afwachten van het antwoord op de vraag van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen te Middelburg; maar wij zouden intusschen meerdere en grondiger bewijzen voor zijne stelling, welke ook die van stoll, lentin en anderen is, verlangen, om van gevoelen te veranderen, dat de ware, niet zamengestelde, ontstekingachtige scharlakenziekte, die alzoo door geene sordes der eerste wegen ontstaan is, alleen door eene aangebragte smetstoffe, hetzij door onmiddellijke aanraking, hetzij door tusschenkomst van menschen en zaken, die deze smetstoffe met zich voeren en aan anderen, die deze ziekte niet gehad hebben, mededeelen, haren oorsprong neemt; welke stoffe zich op het levensbeginsel en op de massa der vochten, in welke zij door middel van het lymphatisch vaatgestel opgenomen wordt, werkzaam vertoont. Men kan immers, en hiervan getuigt de dagelijksche ondervinding, de verspreiding dier ziekte door gepaste behoedmiddelen voorkomen. Van waar toch anders de nuttige gevol- | |
| |
gen af te leiden dier middelen, welke tot voorbehoeding zoo wel, als om de smetstoffe te vernietigen of te verdelgen, gebezigd worden? De Heer van den bosch leest voorzeker het Geneeskundig Magazijn; daarin, dunkt ons, kan het geplaatste van den Hoogleeraar thuessink hem doen zien, dat die middelen, in het gebruik van zekere opgegevene poeijers en der
berookingen bestaande, toereikende waren, om de Toehoorders des Hoogleeraars van de ziekte te bevrijden; en Recensent zelf en meer zijner vrienden hebben door zoodanige middelen het roodvonk voorgekomen. - Dat intusschen de Schrijver in zijne practijk, benevens anderen, die met de aan het roodvonk ziekliggenden omgingen, vrij bleven, bewijst nog niets stelligs tegen de besmettelijkheid der ziekte, daar er, ook naar onze gedachten, eene zekere vatbaarheid voor deze ziekte vereischt wordt, en er aldus bij haar even dikwijls datgene plaats heeft, wat anderen met den Recensent in de kinderpokjes waarnamen, namelijk, dat velen, die zich met de lijders aan deze ziekte bezig hielden, en zelve de kinderziekte niet gehad hadden, vrij zijn gebleven; om die reden nu de besmettelijkheid der kinderziekte te willen in twijfel trekken, en haren oorsprong uit eene eigenaardige stoffe der eerste wegen te willen afleiden, zou, dunkt ons, geene beredeneerde gevolgtrekking zijn.
Maar nu de hulp, de verligting door braakmiddelen, welke wij in den aanvang der ziekte, vooral wanneer men overtuigd is dat er nadeelige stoffen in de maag voorhanden zijn, als zeer heilzaam aanbevelen, pleiten deze niet voor de meening des Schrijvers? hetwelk zijn Ed. zelf schijnt te kennen te geven. Maar zou men dan, omdat braakmiddelen dikwijls veel hulp in onderscheidene ziekten toegebragt hebben, tot het besluit moeten komen, dat die ziekten haren oorsprong in de maag of de eerste wegen hadden? Is dan de kinkhoest, bij voorbeeld, waar zij, en vooral de Ipecacuanha, zoo veel nut te weeg brengen, eene ziekte der maag of der eerste wegen? Is hare zitplaats niet, gelijk de kundige veirac zoo onwederlegbaar heeft aangetoond, de verlenging der opperhuid, welke het strottenhoofd, de luchtpijp en hare takken enz bekleedt; en ontstaat zij niet uit eene prikkelende stoffe, welke deze deelen aandoet, en eene vermeerderde afscheiding van slijm veroorzaakt? Zou,
| |
| |
dit nu op de scharlakenziekte overgebragt wordende, de werking der braakmiddelen niet aldus kunnen verklaard worden; dat zij, door den schok, dien zij aan het ligchaam geven, eene geheele ontspanning te weeg brengen, de huidkramp wegnemen en de uitwaseming bevorderen? Een en ander geven wij den bekwamen Schrijver in bedenking: wat zijne geneeswijze betreft, daartegen hebben wij niets in te brengen. Wij zijn het met hem volkomen eens, dat het zeer verkeerd gehandeld is, om, door het onophoudelijk toedienen van zoogenaamde diluentia, de huiduitwaseming meer en meer te bevorderen; wordende daardoor het levensbeginsel niet genoeg uit deszelfs ondermijnden toestand opgewekt; een toestand, welke in onze tegenwoordige scharlakenziekte zoo spoedig zigtbaar is, waardoor tevens, naar onze gedachten, die ziekte thans een gevaarlijker voorkomen heeft, en een spoediger dood schijnt te bevorderen. Terwijl wij dit schrijven, komt ons de 25 band 2 stuk van hufeland's Journal in handen, waarin wij het heilzaam gebruik van het rookend Salpeterzuur in hopelooze gevallen vinden opgeteekend; waarom wij met dien Schrijver dit middel ter beproevinge aanbevelen, daar toch het nut des Vitrioolzuurs buiten tegenspraak is.
Met de volgende aanmerking besluiten wij het gezegde omtrent de scharlakenziekte. Men roept algemeen, en niet geheel ten onregte, over de meerdere kwaadaardigheid dezer ziekte; zij is zulks voorwaar; met dit denkbeeld heeft ongetwijfeld het Zeeuwsch Genootschap zijne prijsvraag uitgeschreven, waarom de scharlakenkoorts thans zoo boosaardig is, en velen daaraan sterven; of het dus niet te denken zij, dat deze ziekte niet dezelfde zij, maar eenen anderen naam, verdiene: maar wij mogen toch onderstellen, dat men de schriften van de haen, van bicker, en van sennert, die reeds 53 jaren bereikte toen de beroemde sydenham geboren werd, gelezen hebbe; daarin vinden wij van onderscheidene Epidemien gewag gemaakt, die eenen gevaarlijken loop hadden, en waarbij velen het leven verloren.
Zeer te regt merkt de Heer van den bosch aan, dat elk Geneesheer, als hij maar eenigen grond heeft om het besmettelijke van eenige ziekte in twijfel te trekken, trachten moet, daarin door naauwkeurige waarneming,
| |
| |
gezonde redenering en juist oordeel verder te geraken; daar dit denkbeeld van besmetting schrik en vrees veroorzaakt, en niet zelden de oppassing en vertroosting van bloedverwanten enz. verhindert: maar wij gelooven, aan den anderen kant, dat de voorzigtige Arts tevens verpligt is, om, zoodra hij van zoodanige besmettelijkheid, als wij voor ons meenen dat in het roodvonk, de scharlakenziekte, of scharlakenkoorts, zeer zeker plaats heeft, overtuigd is, zoo veel mogelijk allen overtolligen toegang tegen te gaan, of ten minste hun, die of in de noodzakelijkheid zijn om met den zieken om te gaan, of zich pligtshalve of door bijzondere betrekkingen daartoe gehouden rekenen, zoodanige voorbehoedmiddelen te doen bezigen, die bevonden zijn voor de ontvanging der smetstoffe te bevrijden. Ware dit meer in het oog gehouden, de vriend zou niet menigmaal, gelijk Recensent dit zag, het slagtofser zijner vriendschap zijn geworden!
Onder de waarneming omtrent het beveiligend vermogen der Koepokstoffe tegen de Kinder ziekte vinden wij een en ander opgeteekend, dat wij van te veel belang rekenen, om 't niet, als een blijk van des waarnemers beredeneerde stoutmoedigheid, onzen Lezeren mede te deelen. - De Heer van den bosch entte in April zijne beide kinderen met de koepokstoffe in; alles liep naar wensch af: den 26 Junij nam hij de stoffe uit variolae discretae, den 13den dag na de uitbotting, van een meisje, veertien jaren oud, entte daarmede acht kinderen, benevens het zoontje van eenen Predikant, en ook zijne reeds in April gevaccineerde kinderen, in. Bij allen ging de plaatselijke werking in de eerste dagen geregeld voort, tot op den zesden dag, wanneer het reeds verheven wondje, als door een gloeijend ijzertje veroorzaakt, bij zijne twee kinderen begon te verdooven en binnen weinige dagen geheel genas, zonder dat zijn Ed. het minste of geringste toeval van ziekte, veel min eenige uitbottingskoorts, noch opgevolgde pokjes waarnam. Dus weder een voorbeeld bij zoo vele, dat gevaccineerden, wanneer de stof slechts deugdzaam geweest zij, de kinderpokjes niet bekomen. De overige negen kinderen begonnen den 8, 9 en 10den dag zeer ziek te worden, kregen hevige stuipen met koorts en opgevolgde uitbotting, eene ernstige etterkoorts ontstond, ter- | |
| |
wijl allen in groot gevaar verkeerden, zoodanig zelfs dat van den bosch aan het behoud van drie hunner wanhoopte.
Bijzondere opmerking verdient het, (en dit pleit niet zeer voor de voorbehoedmiddelen in de Kinderziekte, vooral niet voor dat, hetgeen de Schrijver vruchteloos bezigde) dat een der kinderen, dat gedurende vier maanden de voorbehoedende poeders van wijlen den Haagschen Geneesheer iman jacob van den bosch gebruikt had, juist de meeste eruptie van allen gehad, en in een dreigend levensgevaar verkeerd heeft.
Zeer verstandig handelde de Schrijver, dat hij bij de sterke besmetting, die er te Wageningen plaats had, niet dadelijk de inenting der koepokstoffe in het werk stelde of aanprees; daar het kind, dat met die stoffe zou ingeënt worden, ligtelijk door de kinderziekte konde besmet geweest zijn. Zeer ten nadeele dus dezer nieuwe ontdekking zou dit gestrekt hebben, indien zich, ondanks die inenting, de natuurlijke kinderziekte geopenbaard hadde.
Dan wij zouden te wijdloopig worden, indien wij de belangrijkheid van deze waarnemingen door verdere proeven wilden staven. Wij wenschen, dat eene ruime practijk den Heer van den bosch in staat stelle, ons spoedig eenige nieuwe te leveren. |
|