deren, mits hij slechts testament kon maken, en dat deze vrijheid noch door iemand anders noch door den testateur zelven kon beperkt worden; hij kon dus ten allen tijde een tweede testament maken, waardoor het eerste vernietigd werd. De gevolgen van dergelijk een tweede testament worden volledig en naauwkeurig in de eerste 24 paragraphen opgegeven; terwijl de Schrijver vervolgens onderzoekt, op welke wijzen buiten dat de testateur zijn' vroegeren uitersten wil kon veranderen; in de beantwoording van welke laatste vraag de Schrijver niet alieen de verschillende tijdvakken van het Romeinsch Regt naauwkeurig onderscheidt, maar ook alle de wetten en zwarigheden ter toetse brengt, welke ten dezen opzigte kunnen in aanmerking komen; en dit alles met zoo veel bescheidenheid en oordeel, dat men den waardigen Leerling van den naauwkeurigen en geleerden van twist daarin niet miskennen kan.
Het tweede Hoofddeel handelt over het hedendaagsch en vooral het Groninger Regt. Na eene korte inleiding ten betooge dat de geest van het hedendaagsch Regt omtrent de Testamentmaking in vele opzigten van het Romeinsch Regt afwijkt, en dat vooral de gewoonte, om ook bij Huwelijksvoorwaarden over zijne nalatenschap te beschikken, hierin groote verandering maken moest, bewijst de Schrijver vooreerst, dat naar hedendaagsche Regten een later testament het vroeger niet vernietigt, voor zoo verre de testateur dit niet uitdrukkelijk verklaard heeft en de beide testamenten met elkander bestaan kunnen; bij welke gelegenheid tevens van de clausula derogatoris en de kracht der codicillen gesproken wordt; terwijl hij vervolgens over het vermogen handeit, om schikkingen, bij mutueele testamenten en huwelijksvoorwaarden omtrent de nalatenschap gemaakt, te vernietigen of te veranderen. Wat de mutueele testamenten betreft, hieromtrent onderscheidt de Schrijver: of in een en het zelfde testament man en vrouw ieder over hunne bezittingen beschikking hebben gemaakt, in welk geval hij met de meeste uitleggers aan elk der testateurs het regt van verandering geeft; dan wel, of zij gezamenlijk over den gemeenen boedel, of met onderling goedvinden over elks goederen gezamenlijk beschikkingen gemaakt hebben, in welke gevallen de Schrijver, naar ons inzien te regt, de magt van verandering en vernietiging niet dan aan beiden gezamenlijk toekent. Niet het zelfde echter bevestigt de Schrijver, volgens Groninger Regten, van de Huwelijksvoorwaarden: deze zijn uit haren aard, volgens de Groninger wetten, onverbreekbaar, en benemen derhalve aan de echtgenooten het regt van nadere beschikking zonder dat daartegen kan aangevoerd worden het 27ste Art. van het Groninger Stadsregt, als hetwelk, volgens den Schrijver, over een geheel ander geval handelt.