ke graagte ontvangen worden, alleen de voortbrengselen van geleerdheid en waren smaak geene ondersteuning zouden vinden? - Dii avertant omen!
Ten bewijze ten minste dat het niet aan de uitvoering der onderneming hapert, kan wederom dit vierde Stuk strekken, van welks inhoud wij nu een kort verslag zullen geven.
Het eerste, wat wij in dit Stuk ontmoeten, is de tweede Verhandeling, door den Heer jeronimo de vries in het Genootschap Concordia et Libertate te Amsterdam voorgelezen, over den Wijsgeer anaxagoras. Alles, wat tot lof der eerste Verhandeling door ons en anderen gezegd is, geldt ook van deze tweede. Dezelfde vlijt en geleerdheid in de ontwikkeling van zijn onderwerp, dezelfde bevalligheid in stijl en voordragt, en dezelfde rijke belezenheid in de Aanteekeningen, dienen ook tot aanbeveling dezer Verhandeling, waarin het laatste gedeelte van het leven dezes beroemden mans en de geschiedenis van zijnen dood behandeld wordt. Mogt het den kundigen Schrijver, wiens ambtsbezigheden hem zoo zeer van allen letterkundigen arbeid verwijderen, en in wien dus deze grondige en uit de echte bronnen geputte geleerdheid eene dubbele verdienste is, niet aan tijd ontbreken, om onze letterkunde met meer dergelijke schoone geschenken te verrijken!
Met geenen minderen lof moeten wij van het tweede stuk, in dezen bundel voorkomende, gewag maken. Het is eene Vertaling der drie Redevoeringen door demosthenes gehouden, om de Atheniensers aan te zetten, om, tot eene krachtdadige bescherming der Olynthiers en tegen de aangroeijende magt van den Macedonischen Koning Philippus, de wapenen op te vatten, en daartoe den besten weg in te slaan. - De kracht en schoonheid dezer beroemde Redevoeringen in het oorspronkelijke is bekend. Dezelsde kracht, dezelfde schoonheid is, zooveel dit mogelijk was, in deze schoone vertalingen bewaard gebleven; en zoowel de zoetvloeijendheid derzelve, als de rijke belezenheid en de grondige geleerdheid, welke de Vertaler in de Aanteekeningen zonder praal ten toon spreidt, bewijzen volkomen, dat ook de Hoogleeraar ten brink, aan wien wij insgelijks eene schoone vertaling van de Apologie van socrates voor een groot gedeelte dank weten, en naar wiens vertaling van xenophons Geschiedenis van den Krijgstogt van