Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1808
(1808)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijNieuwe Bedenkingen over de Joden, en bijzonderlijk over die van Amsterdam en Frankfort, door den Heer Gregoire, Oudbisschop van Blois, Senateur enz. Uit het Fransch. In den Haag, bij Belinfante en Comp. 1807. In gr. 8vo. 30 Bl.De oud-Bisschop van Blois, Gregoire, die, reeds twintig jaren geleden, over de natuurlijke, zedelijke en maatschappelijke Verbetering der Jodan de pen gevoerd, en ten hunnen voordeele in Frankrijk sints, met vrucht, gearbeid, en nadere Bedenkingen deswege opgegeven hadGa naar voetnoot(*), voert weder de pen. De Oproeping van het Fransche Gouvernement tot eene soort van Vertegenwoordigende Vergadering der Joden van Frankrijk en Italie geeft daartoe gelegenheid. Te dezen aanzien hebben, gelijk gregoire zich uitdrukt, ‘de onwetendheid en kwaadwijlligheid zich, gedurende eenigen tijd, onledig gehouden over deze zamenroeping; zij hebben er de oogmerken van vermomd of gelasterd, terwijl het slechts zake was, bij de Joden alle de zedelijke eigenschappen, alle soorten van bekwaamheden te ontwikkelen, hen tot de volheid der burgerlijke voordeelen roepende.’ De vorming van het Joodsch Congres, en vervolgens die van den Grooten Sanhedrien, wordt beschreven; en daarbij opgemerkt, hoe de raadplegingen dier Vergaderingen bewijzen, dat de Rabijnsche Joden genaderd zijn tot de Karaïten; hoe ook de Portugeesche en Hoogduitsche Joden elkander genaderd zijn. Dit verrigtte in Frankrijk heeft een spoorslag aan Vreem- | |
[pagina 81]
| |
delingen gegeven. Van allerwegen kwamen Afgevaardigden op het Congres te Parijs. Hij vermeldt, dat in Holland zestig duizend Portugeesche en Hoogduitsche Joden verspreid zijn, en Amsterdam misschien twee derden daarvan bevat. Hoe zeer daar te lande begunstigd, in vergelijking met andere Landen, bleef echter de roede der verdrukkinge over dat Volk opgeheven, daar, gelijk de Schrijver vermeldt, Burgemeesters van Amsterdam hun een Kerkelijk Reglement oplegden, 't welk de Parnassijnen volstrekt meesters over hunne Geloofsgenooten maakte. - Ondanks die verdrukking maakte de verlichting voort- en opgang; bovenal na de door Frankrijk daargestelde Omwenteling in ons Land, wanneer eene nieuwe Gemeente, Adath Jessurun genaamd, te Amsterdam werd opgerigt. Groot waren de tegenstrevingen der Parnasijnen, hier vermeld. En beklaagt zich de Schrijver, dat deze Gemeente nooit eene krachtdadige ondersteuning bij de Tusschenregeringen in Holland gevonden heeft, den Raadpensionaris schimmelpenninck uitgezonderd. De behandelingen, dier nieuwe Gemeente, geheel uit Hoogduitsche Joden zamengesteld, door de Parnassijnen aangedaan, worden aangestiptGa naar voetnoot(*). De Schrijver beklaagt zich over de uitzonderingen, welke nog ten opzigte der Joden in Holland plaats hebben, met name dat zij uitgesloten zijn van het Genootschap Tot Nut van 't Algemeen, alsmede van de Maatschappij Felix Meritis. Met welgevallen haalt bij op, hoe een en ander dier verdrukte Gemeente Volksvertegenwoordigers geweest zijn, met name de lemon, bromet, en da costa athias, die ter Vergaderinge het Voorzitterschap bekleeddeGa naar voetnoot(†). Hij spreekt van | |
[pagina 82]
| |
Joden hier te lande, die, in een en ander vak, der Maatschappije tot nut en luister strekten. Hoe vereerende de bijgebragte voorbeelden voor de Joden in Holland zijn, des te onteerender oordeelt hij ze voor hunne vervolgers. ‘Alle Synagogen bevatten lieden van verdiensten; doch het overheerschend gezag der Parnassijnen heeft de begeerte, welke zij aan den dag legden, om na den Grooten Sanhedrien af te vaardigen, onderdrukt; zij hebben, zonder hunne Gemeenten te raadplegen, ontkennenderwijze geantwoord; hebben de weldenkendsten hier tegen geprotesteerd, zij hebben hunne pogingen verdubbeld, ten einde de Bezending te beletten der Nieuwe Gemeente, de eenigste, welke hun juk heeft afgeworpen. - Gelukkig heeft zij vermogende beschermers gevonden, dank zij haren ijver; het Gouvernement van Holland, welk door een zeer wijs Decreet deszelfs wil aan den dag heeft gelegd, dat de Joden gelijk de Christenen zonden behandeld worden, heeft het vertrek der drie Afgevaardigden der Nieuwe Gemeente, op eene eervolle wijze, toegestaan; de Heeren asser de Zoon, Advocaat, de lemon, gewezen Wetgever en Doctor, en littwak, Wiskunstenaar, te Parijs, waar zij de algemeene achting weggedragen Lebben, gekomen, hebben, in naam hunner Committenten, de uitspraken des Grooten Sanhedriens toegestemd. De Advocaat meijer werd door eenige andere Synagogen van Holland gelast, dezelfde toetreding aan het Hoofd van den Staat aan te bieden.’ Bij dit verslag van de handelingen der Nieuwe Gemeente, en wat men verder tot vernedering van dezelve gedaan heeft, maakt gregoire eenige bedenkingen ten opzigte van de Joden te Frankfort aan den Mein, en wijst aan, welk eene verdrukking zij daar nog te lijden hebben. Met een kort woord vermeldt hij der Joden lot in Engeland, Denemarken en Portugai. Dan genoeg hebben wij gezegd van deze bijdrage tot de Geschiedenis des Jodendoms ten dezen tijde. In het Voorberigt brengen de Nederduitsche Vertalers den Lezer eene aanmerking onder 't ooge, welke zij oordeelen aan de waarheid verschuldigd te zijn, namelijk ‘dat niet al hetgeen omtrent de Hoogduitsche Joodsche Reglementen te Amsterdam in dit geschrift gemeld wordt, op die der Portugeesche Joden toepasselijk kan worden gemaakt.’ De vertaling van het oorspronkelijk fraaije Fransch zou veel vloeijender hebben kunnen zijn; en had men voor vele drukfeilen betere zorge kunnen dragen. |
|