Catalogue de la Bibliotheque et du Cabinet de Medailles, antiques et modernes, &c. Dat is: Catalogus der Bibliotheek en van het Kabinet van oude en latere Medailjen; alsmede van eenige gegraveerde Steenen, Oudheden, enz. Nagelaten door den Heer Pieter van Damme, Direkteur van het Zeeuwsche Genootschap, Lid van de Societeit van Gottingen, enz. In den Haag, bij Thierrij-Mensing en P. van Daalen Wetters. 1807. II Deelen, in gr. 8vo. De Catalogus der Boeken 230 bl. en die der Medailjen 340 Bl.
Wijd vermaard, niet slechts hier te lande, maar ook in andere Gewesten, was al sints lang de Boek- en Munt-verzameling van den Heere pieter van damme; een Man, die niet door eene algemeene zucht voor het oude, kostbare en zeldzame tot het maken van zoodanig eene Verzameling werd aangezet, maar daarvoor berekend was door zijne langdurige oefening en uitgebreide kunde; waarvan, onder andere, getuigenis kan dragen 's Mans met goud bekroonde Prijsverhandeling, op de Vraag van teylers Tweede Genootschap, in den jare 1784: ‘welke is de eerste oorsprong der Wapenschilden van Familien, Vorsten, Landen? en wanneer zijn dezelve allereerst gebragt op de Europeesche munten,’ enz.? Van deze Verzameling, aan welke de Heer van damme, die in den jare 1806, in den ouderdom van achtenzeventig jaren, overleed, eene halve eeuw besteed had, is de verkooping aangeslagen in den Haag tegen 21 Maart dezes jaars. De opsteller van den Catalogus is de Heer w.h.j. van westreenen, Historieschrijver van de Koninklijke Orde van Holland, Vriend en Kunstgenoot des overledenen, en door denzelven, niet lang voor zijnen dood, bij uitersten wille tot die moeijelijke en langwijlige taak benoemd. Naar het ons voorkomt, heeft hij dezelve naauwkeurig en op eene, het onderwerp waardige, wijze volvoerd. De aanteekeningen en ophelderingen, bij een groot aantal artikelen, zoo van boeken als medailjen en andere voorwerpen, gevoegd, verspreiden zeer veel lichts over dezelve, genoeg althans voor de zulken, die van dezen tak van studie hun werk maken. Daar het den Heere van damme heeft goedgedacht, de Maatschappij: Tot Nut van 't Algemeen, tot zijne Erfgename aan te stellen, is het te wenschen, dat door een rijkelijken opbrengst der Verzamelinge de allezins loffelijke werkzaamheden dier Maatschappije geschraagd, en ter verdere uitbreiding gelegenheid gegeven
worde.