Ware kunst van onbrandbaarheid, of kort en zakelijk onderwijs, tot het doen der vuurproeven, gedaan door de Heeren Roger en Lionnet te Amsterdam. Aldaar, bij H. Moolenijzer. In 8vo.
Nadat de Heeren w. en j.w. van barneveld, in de Alg. Kunst- en Letter-bode, voor 1807, No. 6 en 7, en het Natuur- en Scheikundig Genootschap te Groningen, door de Leden van hetzelve stratingh en wichers, in het Maandschrift, tot nut van 't Algemeen, voor Zomermaand 1807, eene, op Natuurkundige beginselen steunende, en door daadzaken bewezene, wederlegging gegeven hadden van de voorgewende onbrandbaarheid van roger en lyonnet, zagen wij met verwondering, voor eenige dagen, in de nieuwspapieren, het bovengenoemde stukje aangekondigd; en daar wij de oplossing, zoo wel van de Heeren barneveld, als van de Leden van het Groninger Genootschap, voor volkomen voldoende hielden, zoo waren wij met reden verlangende, om dit stukje te zien, te meer, daar er met zoo veel ophef in de Couranten (als onder andere in de Haarl. Courant van 31 Dec. II.) gemeld werd, dat dit werkje van den deskundigen Chimischen Schrijver geene aanprijzing behoefde, en wij dus zeer nieuwsgierig waren naar de Chimische (zoo wordt er in de Courant gemeld) grondbeginselen, uit welke de ongenoemde Schrijver, na alles, wat hierin reeds gedaan is, deze proeven wilde verklaren. - Thans haasten wij ons, om onze Lezers te waarschuwen, dat zij zich door den titel van dit stukje niet laten verblinden; daar zij hierin, ten minste wat de onbrandbaarheid betreft, als men alleen de, op bl. 12 medegedeelde, doch ook reeds van te voren genoeg bekende, proef, om van een brandende flambouw met een vork, brandende stukken af te eeten, uitzondert, niets nieuws zullen vinden, dat zij in de boven opgegevene tijdschriften niet veel beter, en op veel betere gronden, zullen voorgesteld zien; en dus dit stukje, dat genoegzaam een jaar, na dat
roger en lyonnet zich te Amsterdam opgehouden hebben, uitkomt, in allen deele mostaard na den maaltijd is. - In de oplossing van de eerste proef vinden wij daarenboven eene waarschuwing, om, wanneer de wegen zeer glad zijn, niet zachtjes maar onverschrokken een weinig schielijk een stijle fluis of brug af te lopen, om niet zoo veel gevaar te hebben om te vallen; terwijl men ten besluite nog iets heeft wegens het zoogenaamde steeneeten, dat noch in belangrijkheid, noch in stijl en spelling, welke beide in dit stukje allerellendigst zijn, iets vooruit heeft.