't regte licht voor, als geheel ongepast, om er de voortreffelijke Leer van Jezus mede in vergelijking te brengen.
In de Redevoering van den Heer tinga wordt beweerd, dat Jezus, hetgeen hij heeft geleerd, niet aan 't onderrigt van aardsche meesters, en wel bepaaldelijk niet aan de Essaeers, heeft te danken gehad, maar regtstreeks van God ontvangen heeft, door wien hij tot Leeraar van den Godsdienst aangesteld en afgevaardigd is, om zijne leer, die niet door menschen uitgevonden, maar van God geopenbaard is, aan stervelingen te verkondigen. Hij beroept zich, tot bevestiging, vooreerst, op de voortreffelijkheid der leere van Jezus, vóór wien er nooit een Leeraar is geweest, die een, in alle opzigten, zoo volmaakt onderrigt gegeven heeft, en na wiens komst er ook niemand opgetreden is, die, hetgeen door Jezus was gedaan, verbeterd heeft: waardoor het reeds hoogstwaarschijnlijk wordt, dat hij door God zelven onderwezen is; en dat te meer, als men in aanmerking neemt, uit wat volk, op welken tijd, en uit hoedanig huis hij is te voorschijn gekomen. Vervolgens wordt met een woord gemeld, dat 't een oud verdichtsel is, dat Jesus uit de school der Essaeers zou zijn voortgekomen, en dan breedvoerig aangetoond, dat hetzelve strijdig is met de geschiedenis van zijne geboorte, opvoeding en geheele levenswijze, en geenszins strookt met den aard zijner leere, tusschen welke en die der Essaeers geenszins zoodanige overeenstemming plaats grijpt, waaruit men zou kunnen opmaken, dat de eene uit de andere noodzakelijk is voortgevloeid; en eindelijk uit de verklaringen van Jezus zelven bewezen, dat hij zich voor een Gezant van God, die niet anders leerde, dan hetgeen hij zelf van God geleerd had, wilde erkend hebben. - De aanspraken, bij de Akademische plegtigheid gedaan, zijn met goed overleg weggelaten.
In de Verhandeling van bengel wordt iets meer gezegd van de voorstanders der overeenkomst van het Christendom met de leer der Essaeers, de ware gesteldheid van het Essaeisme breedvoeriger voorgedragen, en het groot verschil tusschen hetzelve en het oorspronkelijk Christendom in de bijzonderheden aangewezen, zoo ten aanzien van de algemeene inrigting van het genootschap der Essaeers, als van derzelver zedelijke grondregelen en godsdienstige gebruiken. Wij prij-