zelven, in de wijze van behandeling, steeds gelijk blijft.
De Voorrede betreft voornamelijk onze aanmerkingen, bij de beöordeeling van 's mans voorstellingen omtrent het leerstuk der verzoening, die hij in de Voorrede voor den Brief aan de Galatiers had voorgedragen. Deze gaven hem aanleiding, om 't door hem aangenomen leerstelsel nog meer te verdedigen, door, op zijne wijze, op onze gemaakte bedenkingen te antwoorden. 't Lust ons niet, nu ook op nieuw 't onze daartegen te zeggen. Dit zou ook met het voornaam doel van ons Maandwerk weinig strooken. De Heer de perponcher heeft zijn gevoelen duidelijk gezegd, en ook getracht dat met bewijzen te staven. Ons bleven eenige zwarigheden onopgelost over; en of nu deze, in dit verdedigschrift, op eene allezins voldoende wijze, zijn uit den weg geruimd, willen wij gaarne door onbevooroordeelde en van de vereischte kennis wel voorziene Lezers laten beslissen. 't Zal den Heer de perponcher niet onbekend zijn, met hoe veel scherpzinnigheid nog onlangs over dit onderwerp is geschreven, en wat, in ons Maandwerk, te dezer gelegenheid, is in 't midden gebragt. Men vervalt al ligt, onder 't redetwisten, tot uitersten, tusschen welke de Goddelijke waarheid in 't midden ligt.