| |
Tegenwoordige staat der Jooden in Frankrijk en Duitschland.
(Vervolg en slot van bl. 478.)
De Pruissische Jooden hadden, geduurende de laatste zes jaaren, een Journaal in 't Hebreeuwsch in 't licht gegeeven, waarin zij de droomerijen van den Talmud met ernst en jok aantastten. Dit periodiek werk zal te Dessau onder eene nieuwe gedaante verschijnen, en ten titel voeren: De Sulamite, of een Journaal ter verspreidinge van kennisse onder de Jooden, door de Heeren fraekkel, wolf en rundel.
Men heeft den Jooden verweeten, dat zij het vrouwelijk geslagt te gering achtten. In de dagelijksche gebeden der mannen ontmoet men de volgende woorden: ‘Gezegend zij de Schepper van Hemel en Aarde, dat hij mij niet tot eene Vrouw geschapen heeft;’ terwijl de Vrouw wierdt geleerd, in nederigheid te zeggen: ‘Gezegend zij uw naam, dat gij mij hebt gemaakt zoo als ik ben.’ - Van die verongelijking beginnen zij terug te komen, inzonderheid te Berlijn en Hamburg, alwaar men veele Joodinnen ontmoet, met de grootste zergvuldigheid opgevoed, en die zich onderscheiden door eene vereeniging van deugd en kunde. In michaël berr's Beroep op de Regtvaardigheid der Volken ontmoet men eenige keurige aanteekeningen, dit onderwerp betreffende.
Eenige kundige Jooden zijn 'er niet voor, dat 'er schoolen worden opgerigt, met uitsluiting voor de kinderen hunner natie bestemd. Tot een vermogend middel zoude het ongetwijfeld dienen, ter bewerkinge van eene volkomene burgerlijke vereeniging, indien zij allen
| |
| |
de schoolen en Universiteiten der Christenen bezogten; maar de vooroordeelen der laatstgenoemden, hen afwijzende, of althans het doen kleeven van eene soort van blaam op het Joodendom, deedt hen besluiten tot het oprigten van afzonderlijke schoolen in verscheiden dorpen en steden van Duitschland - te Neurenberg, Furth, Breslan, Koningsbergen, enz. Zodanige schoolen hebben zij insgelijks te Berlijn, Frankfort aan de Main, Dessau, Seezen, en inzonderheid ter opvoedinge van arme kinderen. Meest allen worden onderhouden uit vrijwillige toelagen. De Reglementen voor deeze schoolen, en verscheiden kleine werkjes, ten haaren gebruike opzetttlijk geschreeven, gaan in druk uit. Te Frankfort aan de Main heeft de Heer giesenheimer, een Muzikant en Dichter tevens, voor de schoolen eene verzameling van opstellen gedrukt, ter inboezeminge van deugdgezinde gevoelens allezins berekend.
Een gezelschap Jooden, meest uit jonge lieden bestaande, rigtte, in den jaare 1795, te Dessau, een afzonderlijke school op voor de kinderen van hunne natie. Met eene menigte tegenkantingen hadden zij te worstelen; doch de bescherming der Regeeringe, die de Schoolinrigtingen goedkeurde, de gelukkige uitslag, die hunne leerwijze verzelde, en de openbaare en plegtige Examens, deeden de inrigting opgang maaken. De stigters vervoegden zich aan de goedwilligheid van vermogende lieden, en ontvingen rijkelijken onderstand, door middel van welken zij wierden in staat gesteld, hun plan uit te breiden. Diensvolgens vermeerderden zij het getal der Schoolmeesteren, en thans zijn zij bezig met het gereedmaaken van eene voegzaame plaats voor de Boekerij. De leerlingen, wier getal ongeveer honderd bedraagt, staan onder het opzigt van den Heere fraenkel; en eene beter keuze konde 'er niet wel gedaan worden. Hoogleeraars, hem waardig, zijn zijne helpers; onder deeze bevindt zich de bescheidene tillich. In deeze school volgt men de leerwijze van pestalozzi en den Heere olivier, voormaals eenen amptgenoot van basedow, en die ons eene geleerde Ontleeding van het Taalstelzel heeft gegeeven, en aangaande de wijze om de taalen te onderwijzen.
Te Seezen, eene stad tusschen Brunswijk en Gottingen gelegen, wierdt in den jaare 1801 een Kollegie opgerigt voor de kinderen van Jooden, door den Heer jacob- | |
| |
sohn, die een aanzienlijken post bekleedt in dienst des Hertogs van brunswijk, en de achting van alle standen geniet. Het bestuur stelde hij in handen van een geleerd' en ijverig' man, den Heere schottländer, Raad van den Landgraave van Hessen-Darmstad, en die thans eene Geschiedenis zijner Natie onder handen heeft. Men telt 'er tien Hoogleeraaren, hoewel het getal der Studenten tegenwoordig met meer dan vijftig bedraagt; doch het neemt dagelijks toe. De schikking van het gebouw en het bestuur der stigtinge kunnen tot voorbeelden ter naavolginge dienen. Aldaar, zoo wel als te Dessau, onderscheiden zich de kinderen door netheid en zindelijkheid, door goede orde, en een voorkomen van gezondheid en vergenoegdheid. De armen worden om niet bediend, en de anderen betaalen naar gelange van hun vermogen. Zij leeren de Hoogduitsche, Fransche, Hebreeuwsche en Latijnsche taalen, de Aardrijkskunde, Geschiedenis, Natuurlijke Historie, Wiskunde, enz. Te Seezen leeren zij nog daarenboven de Grieksche taal en de Muziek; en het voorneemen is, om 'er binnen kort eene Industrieschool op te rigten. Ieder Student heeft ten zijnen gebruike eene kleine plek gronds, die hij met zijne eigen handen bebouwt; en het behoort tot het plan deezer schoole, hen wendig te maaken van den Koophandel, de geest van welken in de gemoederen der Jooden zoo diep is ingegrift.
De leermeesters deelen hier den leerlingen grondbeginzels van zodanige kundigheden mede, als noodzaakelijk zijn tot elken stand in de waereld, en de verkrijging van welke den weg baant tot de ontwikkeling van de grootste talenten, indien het gebeure, dat zij daarmede begaafd zijn. Ik heb mij verwonderd over de vloeibaarheid, met welke tusschen de Hoogleeraars en eenige leerlingen, hoewel deeze nog zeer jong waren, eene zamenspraak wierdt gehouden, in het Fransch en Latijn, en over verscheiden voorwerpen van onderwijs. Ook heb ik, in hunne uuren van uitspanninge, hen zeer ingewikkelde rekenkundige voorstellen zien oplossen, en wiskundige betoogingen uitbrengen. Deeze bijzonderheden dienen ten genoegzaamen bewijze van de bekwaamheid en naarstigheid der kweekelingen, die allen Jooden zijn, en van de Hoogleeraaren, eenigen van welke Jooden, anderen Christenen zijn, en die zeer vriendelijk onderling verkeeren. Wat de zulken der kwee- | |
| |
kelingen aangaat, die, door de geringheid hunner natuurlijke vermogens, onbekwaam zijn voor de letterkunde of de weetenschappen, zeer onlangs heeft de Hertog van brunswijk eenige zeer wijze maatregelen beraamd, niet slegts om hen tot het leeren van kunsten en handwerken op te leiden, maar ook tot het oeffenen van dezelve hun de gelegenheid te verzorgen.
In den voorgevel der nieuwe Synagoge voor het Kollegie te Seezen is men voorneemens het zinnebeeld van twee elkander vasthoudende handen te plaatzen, met een Opschrift, waarvan de inhoud zijn zal, den Christenen en Jooden te herinneren, dat zij denzelfden God vereeren.
Behalven de Leerboeken, van welke zij zijn voorzien, heeft de Heer schottländer, ten dienste der Studenten, eene verzameling gemaakt van Dichtstukken en Zedelijke Spreuken, uit onderscheidene Schrijvers getrokken. Onder andere Werken heeft men ook van den Talmud ten dien einde gebruik gemaakt. In deeze verzameling heeft de Heer schottländer ingelascht maimonides' Dertien Grondartikelen van het Joodsch Geloof; eene korte en welgeschreevene Historie der Hebreeuwsche Taale; den tweeden Zang uit de Messiade; een Heldendicht van hartwig vezelize, een Rabbi, onlangs te Hamburg overleeden, en andere leerzaame en belangrijke stukken.
De heilzaamste gevolgen belooft men zich in Duitschland van deeze Joodsche schoolen. Onvermoeid zijn de Jooden in hunne poogingen, om het volkomen genot van de burgerlijke regten waardig te mogen verklaard worden. In Frankrijk is hun zulks reeds toegestaan. - Maar aan de overzijde des Rhijns hebben zij het doel hunner wenschen niet kunnen bereiken, in weerwil der poogingen, door den geleerden en achtenswaardigen Heer dohm aangewend.
Intusschen laat het zich aanzien, dat eene beter orde der dingen van lieverlede begint te naderen. Reeds hebben, door den ijver der Heeren jacobsohn en breitenbach, zesëntwintig Duitsche Vorsten eenen hoon vernietigd, der menschheid aangedaan, door het afschaffen van die eerroovende belasting, welke de Joeden met de Klaauwdieren in éénen rang plaatste.
In zekeren Duitschen Staat, aan den regter Rhijnoever, hadt de Regeering geaarzeld omtrent de vernietiging van
| |
| |
deezen tol, en maakte zelfs aanstalte, om de Jooden, aan den slinker oever woonagtig, daaraan te onderwerpen. Doch dit voorneemen wierdt welhaast ter zijde gesteld, zints men narigt hadt ontvangen aangaande het moedig gedrag van den Heere jambon st. andré, Prefekt van Mont Tonnere, den voorslag doende, bij wijze van schaeverhaalinge, dat de onderdaanen van den Duitschen Vorst (de Jooden alleen uitgezonderd) zouden verpligt zijn, de zelfde belasting op te brengen, wanneer zij eenen voet in Frankrijk zetteden.
Zal het kunnen geloofd worden, dat 'er in de Negenriende Eeuw eene Republiek aanweezig is, alwaar het volksbegrip de Jooden dermaate heeft gebrandmerkt, dat zij, zonder gevaar van gehoond te worden, niet in de breede Laanen durven verschijnen, die den Christenen tot eene wandelplaats dienen? En evenwel is 't bekend, dat Frankfort aan de Main burgers bevat, in allen opzigte achtenswaardig, en die ongetwijfeld hunne stemme zullen verheffen, met oogmerk om een einde te maaken aan deeze onregtvaardigheid, minder vernederende voor hun, die haar lijden, dan die dezelve toelaaten. Zal het geloofd worden, dat, wanneer te Berlijn een Jood verscheiden zoonen heeft, hij niet meer dan één daarvan kan uithuwen? Tot het huwelijk van den tweeden moet hij verlof van de Regeering verzoeken, het verkrijgen waarvan, daar altijd kosten mede gemoeid zijn, al gaandeweg moeijelijker wordt, indien het aanzoek ten behoeve van een derden of vierden geschiede. Voorheen was de bruidegom verpligt, eene zekere hoeveelheid wrak porcelein uit de Koninklijke Fabriek te koopen. Doch laat ons hoopen, dat de tijd nadert, waarin alle afzonderlijke Joodsche inrigtingen zullen vernietigd worden; - wanneer de burgerlijke verdraagzaamheid, de misdaaden der vroegere geslagten uitwisschende, het menschdom zonder onderscheid zal roepen ter vervullinge van alle de pligten en het genot van alle de regten van burgeren! |
|